2.2. Bij de beoordeling van de klacht moet worden vooropgesteld dat in HR 5 juni 2007, LJN AZ8360, NJ 2007/339 het volgende is overwogen en beslist:
"3.1. In HR 23 oktober 2001, LJN AD4727, NJ 2002/77 is uitgemaakt dat een raadsman die niet op de voet van art. 279 Sv is gemachtigd tot het voeren van de verdediging van de ter terechtzitting niet-verschenen verdachte, geen van de bij de wet aan de raadsman toegekende rechten en bevoegdheden kan uitoefenen, behoudens het voeren van het woord ter toelichting van de afwezigheid van de verdachte en het verzoeken om aanhouding van de behandeling van de zaak met het oog op de effectuering van het aanwezigheidsrecht van de verdachte of ten behoeve van het alsnog verkrijgen van een machtiging als hiervoor bedoeld, en dat bij gebreke van een zodanige machtiging de behandeling van de zaak geldt als een procedure bij verstek. Daaraan is in HR 23 april 2002, LJN AD8860, NJ 2002/338 toegevoegd dat indien de rechter de niet-gemachtigde raadsman toestaat buiten de bedoelde onderwerpen nog meer aan te voeren, dit geschiedt in strijd met het wettelijk systeem. Een en ander betekent dat in cassatie niet met vrucht kan worden geklaagd over bijvoorbeeld de verwerping van een door een niet-gemachtigde raadsman gedaan beroep op de nietigheid van de dagvaarding of over het verzuim van de rechter dienaangaande te beslissen, aangezien zo een verweer valt buiten wat de niet-gemachtigde raadsman op grond van het systeem van de wet mocht aanvoeren.
3.2. In HR 12 maart 2002, LJN AD5163, NJ 2002/317 (rov 3.41) is beslist dat in cassatie niet met vrucht kan worden geklaagd over de wijze waarop de dagvaarding is betekend, indien de verdachte of zijn raadsman in de gelegenheid is geweest de desbetreffende klacht aan de feitenrechter voor te leggen en hij van die gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt. Daarbij verdient opmerking
(a) dat niet louter op grond van zijn aanwezigheid ter terechtzitting kan worden aangenomen dat de niet-gemachtigde raadsman in de gelegenheid is geweest te klagen over de betekening van de dagvaarding: van een gelegenheid als bedoeld in genoemd arrest is slechts sprake indien op grond van het proces-verbaal van de terechtzitting als vaststaand kan worden aangenomen dat de rechter de niet-gemachtigde raadsman heeft toegestaan meer aan te voeren dan waartoe hij gerechtigd was;
(b) dat indien een ter terechtzitting aanwezige doch niet-gemachtigde raadsman aldaar niets naar voren heeft kunnen brengen omtrent de betekening van de dagvaarding, in cassatie kan worden geklaagd over het (impliciete) oordeel van de rechter dat de dagvaarding rechtsgeldig is betekend. In het bijzonder kan dan worden geklaagd dat dat oordeel onbegrijpelijk is op de grond dat uit de stukken van het geding het ernstige vermoeden rijst dat de dagvaarding niet rechtsgeldig is betekend.
3.3. Mede in het licht hiervan bestaat er onvoldoende grond een cassatieklacht over een betekeningsverzuim in een geval waarin een niet-gemachtigde raadsman die - hoewel in strijd met de wet - in de gelegenheid is geweest die klacht aan de feitenrechter voor te leggen doch die gelegenheid onbenut heeft gelaten, anders te behandelen dan een cassatieklacht over een betekeningsverzuim van een gemachtigde raadsman die heeft verzuimd die klacht aan de feitenrechter voor te leggen."