ECLI:NL:HR:2006:AZ3875
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- C.J.J. van Maanen
- C. Schaap
- Rechtspraak.nl
Cassatie over verschoonbaarheid overschrijding beroepstermijn en vergoeding griffierecht in belastingzaak
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 28 november 2005, betreffende een aanslag in de premie ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) voor het jaar 1999. De Inspecteur had op 9 april 2004 uitspraak gedaan op de bezwaren van belanghebbende tegen de aanslag, de boetebeschikking en de beschikking inzake heffingsrente. Deze uitspraak leidde tot de vernietiging van de aanslag en de boete, maar de beschikking van 28 april 2004, die een verminderingsbeschikking inhield, zorgde voor verwarring bij belanghebbende. Hij stelde beroep in tegen deze beschikking, maar het Hof verklaarde het beroep niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de beroepstermijn.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest. De omstandigheden van het geval, waaronder de verwarring die de beschikking van 28 april 2004 veroorzaakte, rechtvaardigen dat belanghebbende pas na deze beschikking in beroep is gekomen. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, maar alleen voor zover het Hof geen vergoeding van griffierecht heeft gelast. De Hoge Raad gelast dat de Staat aan belanghebbende het griffierecht vergoedt dat hij verschuldigd was voor de behandeling van het beroep voor het Hof en in cassatie, in totaal € 140.
De Hoge Raad concludeert dat de beschikking van 28 april 2004 niet kan worden aangemerkt als een voor beroep vatbaar besluit, en dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat de uitspraak van de Inspecteur de bezwaarfase beëindigde. De overige klachten van belanghebbende leiden niet tot cassatie, en de Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.