Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
welaangifte voor het recht van successie worden gedaan. U kunt in dat geval het aangiftebiljet bij mij aanvragen.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 januari 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een belastingplichtige, hierna belanghebbende genoemd, die in beroep was gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank had op 5 juli 2013 het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard. Het geschil ontstond naar aanleiding van een verzoek van belanghebbende om een afschrift van de beschikking recht van successie te ontvangen, die verband hield met de nalatenschap van zijn ouders. Belanghebbende stelde dat de inspecteur van de Belastingdienst niet had voldaan aan zijn verplichting om een beschikking te nemen, zoals voorgeschreven in artikel 12 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
Het Hof heeft de feiten en het procesverloop in detail bekeken. De rechtbank had vastgesteld dat er geen bezwaar was gemaakt tegen de beschikking die de inspecteur had afgegeven met betrekking tot de nalatenschap van de vader van belanghebbende. Het Hof concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk was, omdat er geen voor beroep vatbaar besluit was genomen door de inspecteur. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen waren voor een kostenveroordeling.
De uitspraak van het Hof benadrukt de noodzaak voor belastingplichtigen om tijdig bezwaar te maken tegen besluiten van de inspecteur, en dat het uitblijven van een beschikking niet automatisch leidt tot een ontvankelijk beroep. De beslissing is openbaar uitgesproken en belanghebbende heeft de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.