ECLI:NL:HR:2006:AY3746
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- D.G. van Vliet
- E. N. Punt
- Rechtspraak.nl
Cassatie over proceskosten in belastingzaak met naheffingsaanslag omzetbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de vereniging X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 19 september 2005, betreffende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikking. De belanghebbende ontving over het tijdvak van 1 november 1998 tot en met 31 oktober 2001 een naheffingsaanslag van € 8974, met een boete van € 4487. Na bezwaar van de belanghebbende handhaafde de Inspecteur de naheffingsaanslag, maar verlaagde de boete tot € 3408. De belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde, de uitspraken op bezwaar vernietigde, de naheffingsaanslag verlaagde tot € 4316 en de boete vernietigde. Het Hof veroordeelde de Inspecteur in de proceskosten van de belanghebbende tot een bedrag van € 10.
De belanghebbende stelde beroep in cassatie in tegen de uitspraak van het Hof, waarbij de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift indiende. De Hoge Raad verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van het Hof, maar alleen voor zover het de veroordeling in de proceskosten betreft. De Hoge Raad gelastte dat de Staat het griffierecht van € 414 aan de belanghebbende vergoedt en veroordeelde de Inspecteur in de kosten van het geding voor het Hof, vastgesteld op € 332. De Hoge Raad oordeelde dat de belanghebbende recht had op vergoeding van de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand, maar dat er geen aanspraak was gemaakt op verletkosten, omdat dit niet tijdig was aangevraagd.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, dat bepaalt dat indien een belanghebbende in het gelijk wordt gesteld, de wederpartij in de kosten van het geding kan worden veroordeeld. De Hoge Raad bevestigde dat de kosten van rechtsbijstand vergoed moeten worden, maar dat andere kosten tijdig moeten worden aangevraagd om voor vergoeding in aanmerking te komen.