ECLI:NL:HR:2006:AV1628
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Verduistering en valsheid in geschrift door bezoldigd bestuurder van de Algemene Christelijke Politiebond
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 april 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, een bezoldigd bestuurder van de Algemene Christelijke Politiebond (ACP), was veroordeeld voor verduistering en valsheid in geschrift. De verdachte had zich geldbedragen toegeëigend die toebehoorden aan de ACP en het A&O-fonds, waarbij hij als beheerder van deze gelden was aangesteld. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof, dat de verdachte de gelden uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich had, niet onjuist of onbegrijpelijk was. Het Hof had terecht vastgesteld dat de verdachte de gelden had beheerd in zijn hoedanigheid als bestuurder van de ACP.
Daarnaast werd in de uitspraak ingegaan op de vraag of er sprake was van valsheid in geschrift. De verdediging stelde dat er geen sprake kon zijn van valsheid omdat het geschrift de boekhouding van de verdachte niet had verlaten. De Hoge Raad verwierp deze opvatting en stelde dat het enkele valselijk opmaken of vervalsen van een geschrift met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken, voldoende is voor de kwalificatie van valsheid in geschrift. De Hoge Raad concludeerde dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden en verwierp het beroep.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuurders in hun rol als beheerder van gelden en de juridische implicaties van valsheid in geschrift, waarbij het Hof en de Hoge Raad de bewijsvoering en de juridische kwalificaties zorgvuldig hebben beoordeeld.