ECLI:NL:HR:2005:AU4086
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Verlof ex art. 552p Sv zonder openbare behandeling en uitspraak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank te Rotterdam van 14 november 2003. De zaak betreft een verzoek om verlof ex artikel 552p van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door de belanghebbende, die in Frankrijk woont. De Rechtbank had de Officier van Justitie verlof verleend om stukken van overtuiging ter beschikking te stellen aan de Belgische justitiële autoriteiten, onder de voorwaarde dat deze originele stukken teruggezonden zouden worden zodra het voor de strafvordering nodige gebruik was gemaakt.
De Hoge Raad oordeelde dat de behandeling van de vordering in het openbaar moest plaatsvinden, zoals voorgeschreven door artikel 552p, vierde lid, in verbinding met artikel 552a, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit houdt in dat de beschikking ook in het openbaar moet worden uitgesproken, zelfs als de behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden. De Hoge Raad concludeerde dat in dit geval de openbaarheid van de behandeling in raadkamer achterwege kon blijven, maar dat de uiteindelijke beschikking niettemin openbaar moest worden uitgesproken.
Daarnaast werd vastgesteld dat artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) in beginsel niet van toepassing is op de beklagprocedure ex artikel 552a Sv, omdat er in deze procedure geen rechten of verplichtingen van burgerrechtelijke aard worden vastgesteld. De Hoge Raad oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een andere conclusie rechtvaardigden. Uiteindelijk verwierp de Hoge Raad het beroep, omdat de middelen niet tot cassatie konden leiden en er geen grond was voor vernietiging van de bestreden beschikking.