ECLI:NL:HR:2021:486

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 maart 2021
Publicatiedatum
26 maart 2021
Zaaknummer
20/00615
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam inzake rechtshulpverzoeken van Belgische en Franse autoriteiten

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam, die op 19 november 2019 beslissingen heeft genomen over vorderingen op grond van artikel 552p lid 2 (oud) van het Wetboek van Strafvordering, in het kader van rechtshulpverzoeken van Belgische en Franse autoriteiten. De betrokkenen, waaronder [belanghebbende 1], [belanghebbende 2] en [belanghebbende 3], hebben cassatie ingesteld na een geheime procedure waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat de behandeling van de vordering met gesloten deuren moest plaatsvinden, omdat openbaarheid het belang van een goede rechtspleging ernstig zou schaden. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het cassatieberoep ontvankelijk is, nu de Belgische autoriteiten het verzoek tot geheimhouding niet langer handhaven. De rechtbank heeft in haar beschikking geoordeeld dat de inbeslaggenomen voorwerpen en gegevensdragers konden dienen om de waarheid aan de dag te brengen in de procedure waarop het rechtshulpverzoek betrekking heeft. De Hoge Raad heeft de oordelen van de rechtbank bevestigd en het beroep verworpen, waarbij het belang van een effectieve rechtspleging en de noodzaak van geheimhouding in het kader van internationale rechtshulp zijn benadrukt. De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank verbeterd gelezen, waarbij een kennelijke misslag is hersteld met betrekking tot de verleende verlofverlening voor de digitale gegevens.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/00615 B
Datum30 maart 2021
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen de beschikkingen van de rechtbank Amsterdam van 19 november 2019, nummers RK 16/8620, RK 16/8621 en RK 16/8622, op vorderingen als bedoeld in artikel 552p lid 2 (oud) van het Wetboek van Strafvordering, in de zaak
van
[belanghebbende 1] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
[belanghebbende 2] (thans [A] ),
gevestigd te [vestigingsplaats],
en
[belanghebbende 3] ,
gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna: de betrokkenen.

1.Procesverloop in cassatie

De beroepen zijn ingesteld door de betrokkenen. Namens deze heeft L.E.G. van der Hut, advocaat te ’s-Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft met betrekking tot de beroepen geconcludeerd tot
(i) vernietiging van de bestreden beschikking in de Belgische verlofzaak met zaaknummer 20/00615 B en tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Amsterdam om de vordering tot verlof opnieuw te behandelen en af te doen, en
(ii) verwerping van de beroepen voor het overige.

2.Procesgang bij de rechtbank

2.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Het gaat om een Belgisch en een Frans rechtshulpverzoek in verband met een onderzoek naar verschillende strafbare feiten, waaronder valsheid in geschrift, oplichting en bedrog met handelsnaam of -merk bij het aanbieden van betaalde sms-diensten (spelletjes/quizzen) waarmee consumenten zogenaamd prijzen van andere bedrijven (onder meer Decathlon en Delhaize) konden winnen. In het kader van de uitvoering van deze rechtshulpverzoeken zijn op verschillende adressen in Amsterdam voorwerpen inbeslaggenomen en digitale gegevens vastgelegd. Vervolgens heeft er onder leiding van de rechter-commissaris een filtering van het beslag plaatsgevonden, met als doel om stukken en gegevens die buiten de reikwijdte van de rechtshulpverzoeken vallen en “geheimhoudersstukken” uit het beslag te “filteren”.
2.2
De betrokkenen hebben een klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) ingediend en daarbij de vernietiging verzocht van de (digitale) gegevens die op grond van artikel 125i Sv zijn vastgelegd tijdens de doorzoeking van een kantoorpand van de klagers. De rechtbank heeft dat klaagschrift in het openbaar behandeld en heeft in twee tussenbeschikkingen van 30 maart 2017 en 1 mei 2018 beslissingen genomen over de “uitfiltering van geheimhoudersstukken”. Vervolgens is het beklag bij beschikking van 19 november 2019 deels gegrond en deels ongegrond verklaard. Tegen die beschikking is eveneens beroep in cassatie ingesteld. Ook in die zaak, met nr. 20/00581 Bv, doet de Hoge Raad vandaag uitspraak.
2.3
De rechtbank heeft op 19 november 2019 twee aparte beschikkingen gegeven met betrekking tot de vorderingen op grond van artikel 552p (oud) Sv van de officier van justitie naar aanleiding van rechtshulpverzoeken van de Belgische autoriteiten (hierna ook: de Belgische verlofzaak) onderscheidenlijk de Franse autoriteiten (hierna ook: de Franse verlofzaak), welke beschikkingen kort gezegd het volgende inhouden:
- in de Belgische verlofzaak is op grond van artikel 552p (oud) Sv verlof verleend de in de beschikking aangeduide inbeslaggenomen voorwerpen te doen overdragen aan de bevoegde autoriteiten van België;
- in de Franse verlofzaak is sprake van een (tussen)beschikking, waarbij op grond van artikel 552p (oud) Sv verlof is verleend een deel van de inbeslaggenomen voorwerpen te doen overdragen aan de bevoegde autoriteiten van Frankrijk, en ten aanzien van een ander deel van het beslag de behandeling in raadkamer heropend en geschorst.
Gelet op de samenhang tussen de beschikkingen in de Belgische en Franse verlofzaak en op de schriftuur, waarin over beide beschikkingen wordt geklaagd, worden beide hieronder gezamenlijk besproken.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep in de Belgische verlofzaak
3.1
In de Belgische verlofzaak is - kort gezegd - sprake geweest van een geheime procedure over een vordering op grond van artikel 552p (oud) Sv van de officier van justitie. De rechtbank heeft geoordeeld dat ingevolge artikel 24 lid 5 Sv de toezending van de beschikking eerst plaats dient te vinden, zodra het belang van het onderzoek dat toelaat. In zo’n geval kan de betrokkene in de regel niet worden ontvangen in het cassatieberoep dat is ingesteld vóórdat de rechtbank haar beschikking aan de betrokkene heeft toegezonden (vgl. HR 2 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:987).
3.2
De betrokkenen hebben cassatieberoep ingesteld terwijl de hiervoor bedoelde toezending van de beschikking door de rechtbank niet heeft plaatsgevonden. Na de toezending van de stukken aan de Hoge Raad door de griffier van de rechtbank, is echter gebleken dat de Belgische autoriteiten het verzoek tot geheimhouding niet langer handhaven. In zo’n geval staat niets eraan in de weg het ingestelde cassatieberoep in behandeling te nemen, in die zin dat de in artikel 435 lid 1 Sv bedoelde aanzegging plaatsvindt en de griffie van de Hoge Raad afschrift van de kernstukken - waaronder de beschikking van de rechtbank - toezendt aan de raadsman. De strekking van de onder 3.1 weergegeven rechtspraak is immers slechts te voorkomen dat de betrokkene cassatieberoep instelt zonder kennis te hebben genomen van de beschikking waartegen dit beroep is gericht.

4.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

4.1
Het cassatiemiddel klaagt met betrekking tot de Belgische verlofzaak onder meer over de beslissing van de rechtbank om de behandeling in raadkamer van de vordering als bedoeld in artikel 552p lid 2 (oud) Sv van de officier van justitie achter gesloten deuren en buiten aanwezigheid van de betrokkenen en hun raadslieden te laten plaatsvinden.
4.2.1
Het proces-verbaal van de behandeling van de vordering tot het verlenen van verlof op grond van artikel 552p lid 2 (oud) Sv in de Belgische zaak in raadkamer van de rechtbank van 5 november 2019 houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
“Op vragen van de jongste rechter deelt de officier van justitie mee, zakelijk weergegeven:
De Belgische justitiële autoriteiten zijn gedurende de gehele procedure heel vasthoudend in het verzoek om geheimhouding. Het Openbaar Ministerie heeft gevraagd of dat verzoek ook nu nog actueel is, wat zij hebben bevestigd. Het belang ligt er voornamelijk in dat een groot deel van het mogelijke bewijs in hun zaak nog steeds in Nederland ligt, waardoor het onderzoek niet kan worden voortgezet. Het belang van geheimhouding is voor België nog net zo groot als toen de stukken net in beslag waren genomen.
Na beraad worden de raadslieden verzocht de rechtszaal weer te betreden.
De jongste rechter deelt als beslissing van de rechtbank mee dat de rechtbank ervan uit dient te gaan dat openbaarheid van de behandeling het belang van het onderzoek en een goede rechtspleging ernstig zou schaden en dat door het horen van betrokkenen en hun raadslieden het onderzoek ernstig zal worden geschaad.
Aldus beveelt de jongste rechter overeenkomstig artikel 22, tweede lid, Sv de behandeling in raadkamer met gesloten deuren. Tevens deelt de jongste rechter mee dat de rechtbank overeenkomstig artikel 23, zesde lid, Sv afziet van het horen van betrokkenen en hun raadslieden.”
4.2.2
De bestreden beschikking van de rechtbank in de Belgische verlofzaak houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
“De Belgische autoriteiten hebben uitdrukkelijk verzocht om het dossier vertrouwelijk te behandelen.
De officier van justitie heeft bij brief van 25 oktober 2019 [belanghebbende 1] , [belanghebbende 2] en [belanghebbende 3] opgeroepen voor de behandeling in raadkamer. Echter, in haar vordering ex artikel 552p (oud) Sv heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank zal afzien van het oproepen van betrokkene(n) en belanghebbende(n). In (besloten) raadkamer heeft de officier van justitie hierop toegelicht dat oproeping niet had mogen plaatsvinden en dat het verzoek van de Belgische autoriteiten om geheimhouding van de stukken nog steeds actueel is.
De rechtbank acht - gezien het gehandhaafde uitdrukkelijke verzoek van de Belgische autoriteiten om geheimhouding - gebleken dat openbaarheid van de behandeling het belang van een goede rechtspleging ernstig zou schaden en dat door het horen van betrokkenen en hun raadslieden het onderzoek ernstig wordt geschaad.
Om die reden heeft de rechtbank op grond van artikel 22, tweede lid, Sv de behandeling van het rechtshulpverzoek met gesloten deuren bevolen. Tevens heeft zij op grond van artikel 23, zesde lid, Sv afgezien van het horen van betrokkenen en hun raadslieden.
De rechtbank heeft op 5 november 2019 de officier van justitie, mr. U.E.A. Weitzel, in besloten raadkamer gehoord.”
4.3
Bij de beoordeling van het cassatiemiddel zijn de volgende bepalingen van belang:
- artikel 22 lid 2 Sv:
“Indien behandeling in het openbaar is voorgeschreven, kan de raadkamer gehele of gedeeltelijke behandeling met gesloten deuren bevelen. Dit bevel kan worden gegeven in het belang van de goede zeden, de openbare orde, de veiligheid van de staat, alsmede indien de belangen van minderjarigen, of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte, andere procesdeelnemers of anderszins bij de zaak betrokkenen dit eisen. Een dergelijk bevel kan ook worden gegeven indien openbaarheid naar het oordeel van de rechtbank het belang van een goede rechtspleging ernstig zou schaden.”
- artikel 23 leden 2 tot en met 6 Sv:
“2. Door de raadkamer worden het openbaar ministerie, de verdachte en andere procesdeelnemers gehoord, althans hiertoe opgeroepen, tenzij anders is voorgeschreven. Artikel 22, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3. De verdachte en andere procesdeelnemers kunnen zich bij de behandeling door de raadkamer door een raadsman of advocaat doen bijstaan.
4. Indien de verdachte de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, wordt de bijstand van een tolk ingeroepen. Het openbaar ministerie roept de tolk op. Artikel 276, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
5. Het openbaar ministerie legt aan de raadkamer de op de zaak betrekking hebbende stukken over. De verdachte en andere procesdeelnemers zijn, evenals hun raadsman of advocaat, bevoegd van de inhoud van deze stukken kennis te nemen.
6. Het tweede tot en met vijfde lid zijn niet van toepassing, voor zover het belang van het onderzoek hierdoor ernstig wordt geschaad.”
4.4.1
De maatstaf om op grond van artikel 23 lid 6 Sv geen toepassing te geven aan artikel 23 lid 2 tot en met 5 Sv is of het onderzoek “ernstig wordt geschaad” (vgl. HR 4 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR2326). In het geval toepassing wordt gegeven aan artikel 23 lid 6 Sv mag openbaarheid van de behandeling in raadkamer achterwege blijven. Daartoe kan de raadkamer op grond van artikel 22 lid 2 Sv bevelen dat de gehele behandeling met gesloten deuren plaatsvindt. (Vgl. HR 11 oktober 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU4086, rechtsoverweging 4.5 met betrekking tot artikel 23 lid 5 (oud) Sv, het huidige artikel 23 lid 6 Sv.)
4.4.2
De rechtbank heeft de onder 4.4.1 bedoelde maatstaf niet miskend. In aanmerking genomen dat het hier gaat om de voldoening aan een rechtshulpverzoek, mocht de rechtbank uitgaan van wat de met het onderzoek in de Belgische strafzaak belaste autoriteiten die het rechtshulpverzoek hebben doen uitgaan aan de officier van justitie hebben medegedeeld over hetgeen de belangen van dat onderzoek vergden (vgl. HR 18 januari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR5096). Het oordeel van de rechtbank dat uit die mededelingen volgt dat aan het vereiste van artikel 23 lid 6 Sv is voldaan en dat gelet hierop de behandeling in raadkamer van de vordering als bedoeld in artikel 552p lid 2 (oud) Sv van de officier van justitie achter gesloten deuren en buiten aanwezigheid van de betrokkenen en hun raadslieden dient plaats te vinden, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is ook niet onbegrijpelijk.
4.5
Het cassatiemiddel faalt in zoverre.

5.Beoordeling van het derde en het vierde cassatiemiddel

5.1
Het derde cassatiemiddel richt zich onder meer tegen de beslissing van de rechtbank in de Belgische verlofzaak om het in artikel 552p lid 2 (oud) Sv bedoelde verlof te verlenen met betrekking tot de “van de kantoorserver veiliggestelde data, zoals beschreven in het proces-verbaal van de politie eenheid Amsterdam d.d. 27 oktober 2016, met pv nummer 2015149288”. Het voert daartoe in de kern aan dat de rechtbank ten onrechte wat betreft deze data het verleende verlof niet heeft beperkt tot “de definitieve en uitgefilterde data”.
5.2
Op de gronden die zijn weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 13.25 moet worden aangenomen dat sprake is van een kennelijke misslag en dat de rechtbank heeft beoogd wat betreft de onder 5.1 bedoelde data alleen verlof te verlenen voor zover het “de definitieve en uitgefilterde data” betreft. De Hoge Raad leest de beschikking met herstel van deze misslag. Daardoor komt aan de klacht de feitelijke grondslag te ontvallen zodat deze niet tot cassatie kan leiden.
5.3
Het derde cassatiemiddel klaagt verder over het oordeel van de rechtbank in de Belgische verlofzaak dat het verleende verlof ziet op stukken van overtuiging en gegevens die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen. Het vierde cassatiemiddel bevat dezelfde klacht in de Franse verlofzaak voor zover het betreft “schriftelijke/papieren bescheiden”. De klachten lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
5.4.1
De beschikking van de rechtbank in de Franse verlofzaak houdt, voor zover van belang, het volgende in:
“Gefilterd deel van het beslag
De raadslieden van betrokkenen hebben in raadkamer naar voren gebracht dat primair geen verlof dient te worden verleend ten aanzien van de gefilterde data (afkomstig van de image van de (op de [a-straat] in beslag genomen) Samsung Notebook en aan het digitale beslag (kopie van de op het [b-straat] in beslag genomen server)), nu een deel van deze data buiten de scope van het Franse rechtshulpverzoek valt. Weliswaar zijn de data gefilterd op door Frankrijk aangeleverde zoektermen die verband houden met de verdenking, maar dit betreft een aantal (te) algemene termen. Bovendien bevatten de data bijvoorbeeld stukken van voor 1 januari 2012, dus van voor de in het rechtshulpverzoek genoemde pleegperiode. Om die reden moet het ervoor worden gehouden dat niet alle data kunnen bijdragen aan de waarheidsvinding.
Subsidiair hebben de raadslieden verzocht de behandeling van de verlofvraag aan te houden totdat betrokkenen de data inhoudelijk hebben kunnen controleren op relevantie. Zij vinden niet begrijpelijk dat dit tot op heden niet aan de betrokkenen is toegestaan, nu het immers om data gaat die bij betrokkenen vandaan komen en die dus toch al bij hen bekend zijn.
Ongefilterd deel van het beslag
De raadslieden hebben in raadkamer naar voren gebracht dat primair geen verlof dient te worden verleend ten aanzien van de niet-gefilterde data afkomstig van onder meer vier harde schijven en het ‘papieren’ beslag, nu deze informatie niet is gefilterd en derhalve een deel van de data en stukken buiten de scope van het Franse rechtshulpverzoek valt.
Subsidiair hebben de raadslieden verzocht de behandeling van de verlofvraag aan te houden totdat betrokkenen de data inhoudelijk hebben kunnen controleren op relevantie.
(...)
4. De beoordeling
(...)
Gefilterd deel van het beslag
De rechtbank constateert dat een deel van het digitale beslag op relevantie is gefilterd aan de hand van een door de Franse autoriteiten aangeleverde zoekwoordenlijst. Dit is over het algemeen een aanvaardbare wijze van het uitfilteren van voor het Franse onderzoek relevante gegevens, mits de zoektermen voldoende relevant en specifiek zijn voor dat onderzoek en dus niet een te ruim net over de inbeslaggenomen data werpen waardoor een onaanvaardbare hoeveelheid irrelevante gegevens naar Frankrijk zouden worden overgedragen. Daarbij merkt de rechtbank op dat enige bijvangst (irrelevante gegevens) tot op zekere hoogte onvermijdelijk zal zijn bij de inbeslagname en overdracht van grote hoeveelheden digitale gegevens. Het belang van een effectieve en doelmatige rechtspleging moet worden afgezet tegen het belang van de betrokkenen om die bijvangst te minimaliseren.
De rechtbank is van oordeel dat de door Frankrijk aangeleverde zoektermen in dit verband specifiek genoeg zijn. De rechtbank is het niet eens met de stelling van de raadslieden dat woorden als ‘prijs’, ‘winnaars’, ‘Apple’ en ‘iPhone’ zo algemeen zijn dat daarmee een onaanvaardbaar ruime selectie wordt gemaakt. Dit zijn immers geen termen die in de gemiddelde administratie, bedrijfsstukken of correspondentie voortdurend voorkomen. De raadslieden hebben niet gesteld dat/waarom dat in het geval van de betrokkenen anders zou zijn. Deze zoektermen (en de andere woorden op de lijst) zijn anderzijds klaarblijkelijk relevant voor het Franse onderzoek en niet denkbaar is hoe het opnemen van deze/dergelijke woorden in de woordenlijst te vermijden zou zijn zonder het onderzoeksbelang aanzienlijk te schaden. De veiliggestelde data die na het digitale filteronderzoek aan de image van de Samsung Notebook en aan het digitale beslag zijn overgebleven, moeten worden aangemerkt als stukken van overtuiging waar Frankrijk expliciet om heeft verzocht. Het proportionaliteitsvereiste is in acht genomen.
Dat na de filtering stukken zijn overgebleven die dateren van vóór de genoemde pleegperiode brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De officier van justitie heeft terecht opgemerkt dat die datering nog niet wil zeggen dat die stukken niet relevant zouden zijn voor het onderzoek. De rechtbank weet bovendien niet of het gaat om véél stukken uit mogelijk minder relevante periodes: Dat de filtering ook deze stukken heeft overgelaten, wil daarom niet zonder meer zeggen dat de filtering een onaanvaardbare hoeveelheid bijvangst heeft overgelaten.
Aldus is naar het oordeel van de rechtbank voldoende komen vast te staan dat ten aanzien van het gefilterd deel van het beslag sprake is van stukken van overtuiging. De rechtbank zal met betrekking tot deze data verlof verlenen.
De rechtbank ziet geen aanleiding de behandeling van de verlofvraag aan te houden teneinde betrokkenen in de gelegenheid te stellen de data inhoudelijk te beoordelen op relevantie. De verdediging is nauw betrokken geweest bij en heeft inspraak gehad over de procedure van het digitale filteronderzoek. Echter, het voert te ver de verdediging op detailniveau inspraak op individuele stukken te geven. De rechtbank heeft de gehanteerde filterprocedure beoordeeld en aanvaard. Het belang van een effectieve en doelmatige rechtspleging staat er aan in de weg dat in het kader van deze procedure over de relevantie van ieder afzonderlijk stuk gedebatteerd zou moeten worden. De rechtbank wijst het aanhoudingsverzoek dan ook af.
Ongefilterd deel van het beslag
De rechtbank is ten aanzien van het (op de [a-straat] in beslag genomen) ongefilterde deel van het beslag - voor zover het ziet op uitgelezen digitale bestanden - van oordeel dat deze data zullen moeten worden gefilterd op door Frankrijk aangeleverde zoektermen die verband houden met de verdenking, voordat verlof kan worden verleend.
(...)
Dit is anders voor wat betreft de (op de [a-straat] in beslag genomen) schriftelijke/papieren stukken. Mede gelet op de opschriften en titels van de stukken is naar het oordeel van de rechtbank voldoende komen vast te staan dat sprake is van stukken van overtuiging. Voorts heeft de verdediging onvoldoende onderbouwd om welke reden deze stukken eveneens gefilterd zouden moeten worden. De rechtbank zal met betrekking tot de schriftelijke/papieren stukken dan ook verlof verlenen.
(...)
Conclusie
Nu aan alle daarvoor in de wet en de toepasselijke verdragen gestelde eisen is voldaan en zich geen belemmeringen van wezenlijke aard voordoen die voortvloeien uit de toepasselijke verdragen onderscheidenlijk de wet, terwijl door de inwilliging van het rechtshulpverzoek evenmin wordt gehandeld in strijd met fundamentele beginselen van Nederlands strafprocesrecht, zal de rechtbank het gevraagde verlof verlenen ten aanzien van:
Bijlage I (die ziet op de doorzoeking van de [a-straat] )
• (de definitieve en uitgefilterde data uit) één Samsung Notebook, type NP900x3e, kleur zwart (5275620);
• alle op de bijlage I genoemde schriftelijke/papieren stukken van overtuiging;
Bijlage II (die ziet op de doorzoeking van het [b-straat] )
• alle op de bijlage II genoemde stukken van overtuiging, met dien verstande dat de rechtbank onder de van de kantoor server veiliggestelde data (...) verstaat: (de definitieve en uitgefilterde data uit) de van de kantoorserver veiliggestelde data (...).”
5.4.2
De beschikking van de rechtbank in de Belgische verlofzaak houdt, voor zover van belang, het volgende in:
“Het verzoek betreft stukken van overtuiging die vatbaar voor inbeslagneming zouden zijn, indien de feiten in Nederland waren begaan. De feiten zijn zowel naar Belgisch recht als naar Nederlands recht strafbaar gesteld met een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste zes maanden.
Nu aan alle daarvoor in de wet en de te dezen de toepasselijke verdragen gestelde eisen is voldaan, zich geen belemmeringen van wezenlijke aard voordoen die voortvloeien uit de toepasselijke verdragen onderscheidenlijk de wet, terwijl door de inwilliging van het rechtshulpverzoek evenmin wordt gehandeld in strijd met fundamentele beginselen van Nederlands strafprocesrecht, dient de rechtbank het gevraagde verlof te verlenen.”
5.4.3
De stukken van overtuiging en gegevens waarvoor de rechtbank verlof als bedoeld in artikel 552p lid 2 (oud) Sv heeft verleend, zijn vermeld in de conclusie van de advocaatgeneraal onder 9.2 (Belgische verlofzaak) en 9.4 (Franse verlofzaak), waarbij de Hoge Raad de beschikking in de Belgische verlofzaak verbeterd leest als hiervoor onder 5.2 vermeld.
In beide verlofzaken gaat het hierbij - kort gezegd - om stukken die in beslag zijn genomen in het kantoorpand van de betrokkene [belanghebbende 2] aan het [b-straat 1] te [plaats] en gegevens die na de definitieve filtering zijn overgebleven uit “het digitale beslag” op gegevens die op grond van artikel 125i Sv zijn vastgelegd tijdens de doorzoeking van dat kantoorpand.
In de Franse verlofzaak gaat het bovendien om stukken en gegevens die in beslag zijn genomen in de woning van de betrokkene [belanghebbende 1] aan de [a-straat] te [plaats] , waaronder documenten betreffende belastingaangiften.
5.4.4
Bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevindt zich tevens de beschikking van de rechtbank op het onder 2.2 genoemde klaagschrift van de betrokkenen als bedoeld in artikel 552a Sv. Deze beschikking houdt voor zover hier van belang het volgende in:
“Image van de Samsung Notebook
De rechter-commissaris heeft in haar proces-verbaal van bevindingen van 10 december 2018 uiteengezet dat het digitale filteronderzoek aan de image van de (op de [a-straat] in beslag genomen) Samsung Notebook is voltooid.
Dit digitale filteronderzoek bestond eruit dat de data van de image eerst zijn gefilterd op door Frankrijk aangeleverde zoektermen die verband houden met de verdenking, waarna de hits zijn gefilterd op door de verdediging aangeleverde zoektermen die verband houden met geheimhouders. Vervolgens zijn op verzoek van de verdediging resterende aangetroffen foto’s verwijderd. De veiliggestelde data die middels dit digitale filteronderzoek zijn overgebleven, bevatten dus nog slechts materiaal waar Frankrijk om heeft verzocht en waar alle geheimhouderstukken uit zijn verwijderd.
Kopie van de server
De digitaal rechercheur heeft in zijn processen-verbaal van 26 oktober 2018 en 28 juni 2019 uiteengezet dat het digitale filteronderzoek aan het digitale beslag (kopie van de op het [b-straat] in beslag genomen server) eveneens is voltooid.
Kort gezegd is bij dit filteronderzoek dezelfde procedure gevolgd als omschreven met betrekking tot de image, met dien verstande dat de data in dit geval eerst zijn gefilterd op door Frankrijk en België aangeleverde zoektermen. De veiliggestelde data die middels dit digitale filteronderzoek zijn overgebleven, bevatten dus nog slechts materiaal waar Frankrijk en/of België om heeft verzocht en waar alle geheimhouderstukken uit zijn verwijderd.”
5.5
De rechtshulpverzoeken in de onderhavige zaak zijn gedateerd op 25 november 2014 (Franse verlofzaak) en 4 augustus 2015 (Belgische verlofzaak). De op deze data geldende wettelijke voorschriften die van belang zijn voor de beoordeling van de klacht, luiden als volgt:
- artikel 552k lid 1 (oud) Sv:
“Voorzover het verzoek is gegrond op een verdrag, wordt daaraan zoveel mogelijk het verlangde gevolg gegeven.”
- artikel 552p lid 2 (oud) Sv:
“De door de rechter-commissaris in beslag genomen stukken van overtuiging en onder hem berustende gegevensdragers waarop gegevens zijn opgenomen die zijn vergaard met gebruikmaking van enige strafvorderlijke bevoegdheid worden ter beschikking van de officier van justitie gesteld, voor zover de rechtbank, met inachtneming van het toepasselijke verdrag, daartoe verlof verleent. De afgifte aan buitenlandse autoriteiten van door de officier van justitie in beslag genomen stukken van overtuiging en de onder hem berustende gegevensdragers waarop gegevens zijn opgenomen die zijn vergaard met gebruikmaking van strafvorderlijke bevoegdheden ter inbeslagneming geschiedt eveneens voor zover de rechtbank, met inachtneming van het toepasselijke verdrag, daartoe verlof verleent.”
5.6.1
Verlof als bedoeld in artikel 552p lid 2 (oud) Sv kan worden verleend als sprake is van stukken van overtuiging en gegevensdragers houdende gegevens die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen in de procedure waarop het rechtshulpverzoek betrekking heeft. Mede gelet op het uitgangspunt dat ingevolge artikel 552k lid 1 (oud) Sv aan rechtshulpverzoeken als de onderhavige zoveel mogelijk het verlangde gevolg moet worden gegeven, komt de rechter slechts een marginale toetsing toe bij de vraag of aan die maatstaf is voldaan.
5.6.2
Indien verlofverlening wordt gevorderd voor een groot aantal verschillende voorwerpen of gegevens, kan de rechter tot het oordeel komen dat die voorwerpen of gegevens in hun onderlinge samenhang kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen en dat zij daarom voor gezamenlijke overdracht in aanmerking komen. Artikel 552p lid 2 (oud) Sv vereist in zo’n geval niet dat ieder voorwerp of gegeven afzonderlijk als zodanig kan dienen.
Ingeval een groot aantal voorwerpen of gegevens in beslag is genomen zonder dat die onderlinge samenhang voldoende duidelijk blijkt, ligt het in de rede dat een zekere selectie plaatsvindt, zodat het overblijvende samenstel van voorwerpen of gegevens zoveel mogelijk komt te bestaan uit voor de uitvoering van het rechtshulpverzoek relevante voorwerpen of gegevens die kunnen dienen om de waarheid aan het licht te brengen. Een dergelijke selectie kan worden gemaakt aan de hand van bijvoorbeeld de inhoud van het rechtshulpverzoek of - zoals in de onderhavige gevallen - aan de hand van zoektermen die door de verzoekende autoriteiten zijn aangereikt. Dat ook na een dergelijke selectie niet met zekerheid valt uit te sluiten dat zich onder de voor overdracht in aanmerking komende voorwerpen of gegevens ook nog voorwerpen of gegevens bevinden die niet relevant zijn voor het met het rechtshulpverzoek beoogde doel, staat op zichzelf niet aan verlofverlening in de weg.
5.7
De rechtbank heeft kennelijk zowel in de Franse als in de Belgische verlofzaak geoordeeld dat sprake is van stukken van overtuiging en gegevensdragers houdende gegevens die op zichzelf of in hun onderlinge samenhang kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen in de procedure waarop het rechtshulpverzoek betrekking heeft. Gelet op wat hiervoor is vooropgesteld, getuigen die oordelen niet van een onjuiste rechtsopvatting, terwijl die oordelen ook niet onbegrijpelijk zijn. Wat betreft de digitale gegevens neemt de Hoge Raad hierbij mede in aanmerking dat de rechtbank blijkens de onder 5.4.1 weergegeven overwegingen in de Franse verlofzaak heeft vastgesteld dat de gegevens zijn gefilterd aan de hand van zoektermen van de Franse autoriteiten die “specifiek genoeg” waren en dat, gelet op wat door de rechtbank is overwogen over het digitale filteronderzoek, zoals weergegeven hiervoor onder 5.4.4, er in cassatie van uit kan worden gegaan dat in de Belgische verlofzaak een soortgelijk filteronderzoek heeft plaatsgevonden aan de hand van zoektermen van de Belgische autoriteiten.
5.8
De klachten falen.

6.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige

De Hoge Raad heeft ook de overige klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat ook deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

7.Beslissing

De Hoge Raad:
- verstaat dat de in de beschikking van de rechtbank op de vordering ex artikel 552p lid 2 (oud) Sv ter uitvoering van het rechtshulpverzoek van de Belgische autoriteiten genoemde “van de kantoorserver veiliggestelde data, zoals beschreven in het procesverbaal van de politie eenheid Amsterdam d.d. 27 oktober 2016 met pv nummer 2015149288” betreft: de gegevensdrager(s) waarop zijn opgenomen de definitieve en uitgefilterde data uit de van de kantoorserver veiliggestelde data;
- verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
30 maart 2021.