Uitspraak
N.N.
1.Het verzoek
2.De bestreden beschikking
3.Beoordeling van het verzoek
niet-vertrouwelijke behandeling van verlof het belang van het onderzoek ernstig zal schaden.
4.Beslissing
15 september 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft het Openbaar Ministerie (OM) op 7 september 2015 verzocht om vertrouwelijke behandeling van een cassatieberoep tegen een beschikking van de Rechtbank Amsterdam van 18 mei 2015. De Rechtbank had geweigerd om verlof te verlenen voor het ter beschikking stellen van inbeslaggenomen stukken in het kader van een rechtshulpverzoek. Het OM stelde dat openbaarmaking van de verlofbeschikking het belang van het onderzoek ernstig zou schaden, aangezien de belanghebbenden nog niet op de hoogte waren gesteld van de beschikking.
De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere uitspraken en oordeelt dat in dit geval het vereiste van onverwijlde betekening niet geldt. In plaats daarvan moet de beschikking aan de belanghebbende worden toegezonden zodra het belang van het onderzoek dat toelaat. De Hoge Raad beslist dat het OM niet verplicht is om de belanghebbenden in kennis te stellen van de cassatieprocedure, gezien de omstandigheden van de zaak.
De Hoge Raad staat het verzoek van het OM toe om de inlichtingen aan belanghebbenden achterwege te laten en bepaalt dat, indien het OM tijdig een schriftuur met middelen van cassatie indient, het verzoekschrift in handen wordt gesteld van de raadkamer om te beslissen over de behandeling van het cassatieberoep met gesloten deuren. Deze beslissing is genomen op 15 september 2015, waarbij de rolbeslissing is gewezen door vice-president A.J.A. van Dorst, in aanwezigheid van waarnemend griffier E. Schnetz.