ECLI:NL:HR:2005:AU1649

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02802/04
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • B.C. de Savornin Lohman
  • J.W. Ilsink
  • J. de Hullu
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldigheid van de appèldagvaarding bij vertrek naar onbekend land

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 november 2005 uitspraak gedaan over de geldigheid van een appèldagvaarding. De verdachte was volgens de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) vertrokken naar een 'land onbekend'. De Hoge Raad oordeelde dat pas aangenomen kan worden dat de woon- of verblijfplaats van de verdachte in het buitenland niet bekend is, indien er bij de desbetreffende gemeente navraag is gedaan naar de adresgegevens van de verdachte, en deze navraag zonder resultaat is gebleven. In het onderhavige geval was er geen registratie van het vertrek naar een specifiek land, wat betekende dat de verdachte geen adresgegevens had opgegeven aan de GBA. Hierdoor was het doen van navraag bij de gemeente naar die gegevens zinloos. De Hoge Raad bevestigde dat de dagvaarding in hoger beroep niet nietig verklaard hoefde te worden, omdat de procedure correct was gevolgd. De verdachte was niet verschenen op de zitting in hoger beroep, en het Hof had de verdachte veroordeeld tot een geldboete van vierhonderd euro, subsidiair acht dagen hechtenis, wegens het rijden zonder verzekering. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar de Hoge Raad oordeelde dat het beroep niet tot cassatie kon leiden. De uitspraak van het Hof werd derhalve bevestigd.

Uitspraak

8 november 2005
Strafkamer
nr. 02802/04
SG/IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 27 november 2003, nummer 22/004184-02, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedatum] 1975, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank, Sector Kanton, te 's-Gravenhage van 23 september 2002 - de verdachte ter zake van "als bestuurder van een motorrijtuig daarmede op een weg rijden zonder dat er voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen is gesloten en in stand gehouden" veroordeeld tot een geldboete van vierhonderd euro, subsidiair acht dagen hechtenis met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vier maanden.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. G.P. Hamer en mr. A.M. Ficq-Kengen, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof de dagvaarding in hoger beroep nietig had behoren te verklaren aangezien geen navraag is gedaan bij de gemeente naar de voor uitreiking van de dagvaarding benodigde adresgegevens van de verdachte in het buitenland.
3.2. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 27 november 2003 is de verdachte aldaar niet verschenen en is verstek tegen hem verleend. Met betrekking tot de betekening van de dagvaarding in hoger beroep houden de stukken van het geding het volgende in:
a) de dagvaarding is op 1 oktober 2003 uitgereikt aan de (waarnemend) griffier van de Rechtbank te 's-Gravenhage, omdat "van de geadresseerde geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is";
b) het aan de akte van uitreiking gehechte verwerkingsoverzicht GBA-gegevens vermeldt dat de verdachte niet is gedetineerd en op 19 juni 2003 is "vertrokken naar Land onbekend".
3.3.1. In zijn arrest van 12 maart 2002, NJ 2002, 317 heeft de Hoge Raad geoordeeld (rov. 3.20) dat, wanneer volgens opgave van de GBA de verdachte naar een ander land is vertrokken, eerst dan mag worden aangenomen dat zijn woon- of verblijfplaats in het buitenland niet bekend is, indien bij de desbetreffende gemeente - zonder resultaat - navraag is gedaan of de verdachte bij zijn vertrek de voor de uitreiking van gerechtelijke mededelingen benodigde adresgegevens heeft opgegeven en of die gegevens zijn geadministreerd.
3.3.2. Deze regel ziet niet op een geval als het onderhavige waarin de verdachte is vertrokken "naar land onbekend". Indien niet in de daartoe bestemde registers is geregistreerd naar welk land de verdachte is vertrokken, moet worden aangenomen dat door de verdachte geen opgave is gedaan aan de GBA van zijn vertrek naar een concreet land van bestemming. Bij gebreke van een dergelijke opgave moet er van worden uitgegaan dat door de verdachte evenmin opgave is gedaan van adresgegevens in het buitenland, zodat het doen van navraag bij de gemeente naar die gegevens zinloos is.
3.4. Het middel is tevergeefs voorgesteld.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, J.W. Ilsink, J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 8 november 2005.