Uitspraak
1.[appellant] ,
[appellanten] c.s.,
O2G2,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
grief 1maken zij bezwaar tegen de vaststelling van de feiten door de rechtbank in de overwegingen 2.4 en 2.5 van het bestreden vonnis, inhoudende dat er voorafgaand overleg is geweest tussen O2G2 en de buurtbewoners. Laatstgenoemden hebben volgens [appellanten] c.s. niet de kans gekregen om de bouwplannen, toen die werden ontworpen, inhoudelijk te bespreken en O2G2 heeft het door [appellanten] c.s. ontwikkelde alternatieve bouwplan evenmin inhoudelijk willen bespreken.
Grief 1is dan ook vergeefs voorgedragen.
grieven 2 tot en met 6richten zich tegen het oordeel van de rechtbank dat de door [appellanten] c.s. gestelde hinder in de vorm van beperking van het uitzicht
(grief 2), vermindering van zonlicht en lichtinval
(grief 3), schending van privacy en aantasting van woongenot
(grief 4),overlast door verplaatsing of afschaffing van het schoolplein
(grief 5)en schittering door het gevelmateriaal van de nieuwbouw (
grief 6) niet kan worden gekwalificeerd als hinder die onrechtmatig is jegens [appellanten] c.s., ook niet in onderlinge samenhang bezien.
Grief 7heeft volgens de toelichting van [appellanten] c.s. geen zelfstandige betekenis.
Het antwoord op de vraag of en in hoeverre een door de overheid verstrekte vergunning invloed heeft op de beoordeling van de aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad van degene die overeenkomstig de hem verstrekte vergunning handelt, doch daarbij schade of hinder toebrengt aan derden, hangt af van de aard van de vergunning en het belang dat wordt nagestreefd met de regeling waarop de vergunning berust, zulks in verband met de omstandigheden van het geval (HR 10 maart 1972, NJ 1972, 278 m.nt. GJS). Daarbij heeft te gelden dat de vergunninghouder er in het algemeen op mag vertrouwen dat de vergunning overeenkomstig de wet is verleend en de overeenkomstig de wet in aanmerking te nemen belangen door de vergunningverlenende instantie volledig en op juiste wijze zijn afgewogen, en dat hij gerechtigd is van die vergunning gebruik te maken (vgl. HR 28 februari 1975, NJ 1975, 423, en HR 17 januari 1997, NJ 1998, 656 m.nt. ARB).
Grief 2faalt.
Grief 3is tevergeefs voorgedragen.
grief 5behandelen.
grief 4geen doel treft.
grief 6faalt daarom.
De slotsom
€ 3.262,-(2 punten x tarief IV)