ECLI:NL:HR:2005:AR7228
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- A.J.A. van Dorst
- J.W. Ilsink
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot dactyloscopisch tegenonderzoek in strafzaak met betrekking tot diefstal
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 februari 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal waarbij hij zich toegang tot een bedrijfspand had verschaft door middel van braak of inklimming. De verdachte had in cassatie verzocht om een dactyloscopisch tegenonderzoek, omdat hij betwistte dat de gevonden vingerafdrukken van hem waren. De verdediging voerde aan dat er twijfels bestonden over de juistheid van het dactyloscopisch onderzoek en dat er mogelijk fouten waren gemaakt bij de identificatie van de vingerafdrukken.
De Hoge Raad oordeelde dat de eis van een eerlijke procesvoering kan meebrengen dat aan een verzoek tot tegenonderzoek gevolg moet worden gegeven, afhankelijk van de omstandigheden van de zaak. De Hoge Raad vond dat het Hof het verzoek om tegenonderzoek op ontoereikende gronden had afgewezen. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof, zodat het bestaande hoger beroep opnieuw kon worden behandeld.
De zaak betreft een diefstal gepleegd in de periode van 7 tot 8 september 2001, waarbij de verdachte in een bedrijfspand in Zwammerdam diverse documenten en voorwerpen had weggenomen. De bewijsvoering was voornamelijk gebaseerd op de vingerafdrukken van de verdachte die op de plaats delict waren aangetroffen. De Hoge Raad benadrukte het belang van een zorgvuldig en transparant dactyloscopisch onderzoek, vooral in het licht van de veroordeling van de verdachte.