ECLI:NL:GHAMS:2022:2734

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 september 2022
Publicatiedatum
21 september 2022
Zaaknummer
23-003939-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met vervangende bewijsoverweging en aanvulling kwalificatie feit in hoger beroep tegen vonnis politierechter

Op 21 september 2022 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 14 oktober 2019 was gewezen. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1950, die in hoger beroep ging tegen het vonnis waarin hij werd beschuldigd van het in bezit hebben van Ayahuasca-thee, een substantie die onder de Opiumwet valt. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte schuldig zou worden verklaard zonder oplegging van straf en dat de inbeslaggenomen Ayahuasca-thee zou worden onttrokken aan het verkeer.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar met enkele aanpassingen. De bewijsoverweging is vervangen en de overweging over de kwalificatie van het feit is aangevuld. Het hof oordeelde dat de verdediging niet tot een ander oordeel leidde dan de politierechter, en dat er geen noodzaak was om deskundigen of getuigen te horen. Het hof heeft de overwegingen met betrekking tot de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging geschrapt, omdat dit verweer niet opnieuw in hoger beroep was gevoerd.

De verdediging had betoogd dat de resultaten van het Douane Laboratorium onvoldoende betrouwbaar waren, omdat een deel van de vloeistof uit de monsterpotjes was gelekt. Het hof oordeelde echter dat er geen reden was om aan de betrouwbaarheid van het laboratoriumonderzoek te twijfelen, en wees het verzoek om een contra-monster af. Het hof bevestigde dat de verdachte wist dat hij Ayahuasca-thee had ingevoerd en dat deze substantie DMT bevatte, wat een feit van algemene bekendheid is. De beslissing van het hof was om het vonnis waarvan beroep te bevestigen, met inachtneming van de gewijzigde overwegingen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003939-19
datum uitspraak: 21 september 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 14 oktober 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-129775-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1950,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 september 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf en dat de inbeslaggenomen Ayahuasca-thee zal worden onttrokken aan het verkeer.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof:
  • de overweging in reactie op het beroep op niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging onder ‘2. Voorvragen’ schrapt, nu dit verweer niet opnieuw in hoger beroep is gevoerd, onder handhaving van de vaststelling dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging, er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging, terwijl de dagvaarding geldig is en de zaak bij een bevoegde rechter is aangebracht;
  • de bewijsoverweging onder ‘3.2 Bewijsverweer’ vervangt door de hiernavolgende bewijsoverweging;
  • de overweging onder ‘4. Kwalificatie en strafbaarheid van de verdachte’ als volgt aanvult:
Hetgeen de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep heeft aangevoerd, brengt het hof niet tot een ander oordeel dan de politierechter. Een concrete individuele toetsing of het verbod in de Opiumwet ten aanzien van DMT een ongerechtvaardigde inbreuk op de vrijheid van godsdienst maakt, is niet nodig. Het hof ziet daarom ook geen noodzaak tot het horen van de deskundigen [naam 1] en [naam 2] en van de getuige [getuige], en wijst deze verzoeken af.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, nu de resultaten van het onderzoek van het Douane Laboratorium onvoldoende betrouwbaar zijn. Uit het labrapport is gebleken dat een deel van de vloeistof uit de monsterpotjes is gelekt. Daarom kan met onvoldoende zekerheid worden vastgesteld dat de verpakking, de bewaring en het vervoer geen invloed hebben gehad op de uitkomst van het laboratoriumonderzoek van de monsters. Daarnaast is de verdediging ten onrechte geen recht op contra-expertise geboden en dient dit alsnog te worden geboden.
Het hof overweegt als volgt.
Het rapport van het Douane Laboratorium houdt het volgende in:
“Op 26-02-2018 ontving ik, ondergetekende, Mw. Drs. [naam 3], wetenschappelijk medewerker bij het Douane Laboratorium van de Belastingdienst te Amsterdam van het district Koninklijke Marechaussee Luchtvaart Schiphol,
Een verzegelde plastic zak met daarin:
AAKI9012NL) een verzegeld plastic zakje met daarin een monsterpotje met bruine vloeistof
AAKI9013NL) een verzegeld plastic zakje met daarin een monsterpotje met bruine vloeistof
In het begeleidende aanvraagformulier werd verzocht een onderzoek in te stellen naar middelen, welke vallen onder de bepalingen van de Opiumwet.
Het monster is in vervuilde staat ontvangen (een deel van de vloeistof is uit elk potje gelekt) en bevat voldoende materiaal om onderzocht te worden.”
Het hof leidt hieruit af dat de Ayahuasca-thee in twee monsterpotjes is verdeeld die vervolgens beide individueel in een verzegelde plastic zak zijn gestopt. In die zakken is een deel van de vloeistof uit elk potje gelekt. De twee verzegelde plastic zakken met daarin de monsterpotjes zijn tezamen in een andere plastic zak verzegeld. De onderzoeker heeft geen aanleiding gezien om kanttekeningen te maken bij het onderzoeksresultaat. Het hof ziet in het vorenstaande geen aanleiding om te veronderstellen dat contaminatie van de monsters heeft plaatsgevonden of om op andere gronden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de uitkomst van het onderzoek.
Het hof wijst het verzoek van de raadsvrouw om een contra-monster ten behoeve van het uitvoeren van tegenonderzoek af.
Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad kan de eis van een eerlijke procesvoering meebrengen dat, afhankelijk van de omstandigheden van de zaak, aan het verzoek om tegenonderzoek gevolg behoort te worden gegeven. Daarbij kan worden gedacht aan onder meer (a) de gronden waarop het verzoek steunt, (b) het belang van het gevraagde tegenonderzoek in het licht van - bijvoorbeeld - de aanwezigheid van ander bewijsmateriaal dan wel de overtuigende kracht die pleegt te worden toegekend aan het bestreden onderzoeksresultaat, (c) de omstandigheid dat het verzoek is gedaan op een zodanig tijdstip dat een dergelijk onderzoek nog mogelijk is, en (d) de omstandigheid dat het verzoek redelijkerwijs eerder had kunnen worden gedaan (vgl. HR 8 februari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR7228).
De verdediging heeft op 4 februari 2019 naar aanleiding van het rapport van het Douane Laboratorium om een (monster ten behoeve van) tegenonderzoek verzocht. Aan dit verzoek is ten grondslag gelegd dat, nu de monsterpotjes vloeistof gelekt hebben, onvoldoende zeker is dat de verpakking, de bewaring en het vervoer geen invloed hebben gehad op de uitkomsten van het laboratoriumonderzoek. Daarbij heeft de verdediging erop gewezen dat het verwijt dat de verdachte stof N,N-DMT (DMT) bevat voornamelijk is gebaseerd op de resultaten van het monsteronderzoek.
Het hof heeft hiervoor reeds overwogen waarom het de uitkomst van het laboratoriumonderzoek als betrouwbaar aanmerkt en waarom de stelling van de verdediging over de verpakking van de monsters daaraan geen afbreuk doet. De verdachte heeft bovendien verklaard dat hij wist dat hij Daime (oftewel Ayahuasca-thee) heeft ingevoerd en dat hij betrokken is geweest bij de vervaardiging daarvan. Het is een feit van algemene bekendheid dat de werkzame stof in Ayahuasca-thee DMT is. Het hof ziet daarom geen noodzaak tot toewijzing van het verzoek om een tegenonderzoek. Mede omdat het onderzoeksresultaat steun vindt in de verklaring van de verdachte, is er geen aanleiding te twijfelen aan de conclusie van het Douane Laboratorium dat de monsters DMT bevatten.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. N. van der Wijngaart en mr. P.K. van Riemsdijk, in tegenwoordigheid van mr. R.M. ter Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 september 2022.
Mr. P.K. van Riemsdijk is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.