ECLI:NL:HR:2004:AP1382
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Toepassing van het lage omzetbelastingtarief op sieraden als kunstvoorwerpen
In deze zaak gaat het om de vraag of sieraden kunnen worden aangemerkt als kunstvoorwerpen, waardoor het lage omzetbelastingtarief van toepassing zou zijn. De belanghebbende, een vennootschap onder firma, heeft over het tijdvak van 1 mei 1998 tot en met 31 mei 1998 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting ontvangen van ƒ 2520. Na bezwaar is deze aanslag door de Inspecteur gehandhaafd, waarna de belanghebbende in beroep ging bij het Gerechtshof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop de belanghebbende cassatie instelde.
De Hoge Raad oordeelt dat de door de vennoot van de belanghebbende vervaardigde voorwerpen niet als kunstvoorwerpen kunnen worden aangemerkt, omdat de vennoot niet maatschappelijk als kunstenaar functioneert. Het Hof had geoordeeld dat de voorwerpen meer uitingen van goed vakmanschap zijn dan van kunst. De Hoge Raad stelt echter dat de indeling onder post 9703 van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN) niet afhankelijk is van de opleiding of artistieke reputatie van de maker. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling.
De Hoge Raad gelast tevens dat de Staat de kosten van het geding in cassatie vergoedt aan de belanghebbende, vastgesteld op € 1288 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is gewezen op 11 juni 2004 door de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken.