ECLI:NL:HR:2004:AO7691
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt - Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting en de definitie van bouwterrein
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, die op 5 december 2002 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting heeft bevestigd. De naheffingsaanslag, oorspronkelijk opgelegd voor het tijdvak van 1 januari 1998 tot en met 31 december 1998, bedroeg f 168.636, maar werd na bezwaar verlaagd tot f 160.499. De belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur heeft bevestigd. De Hoge Raad heeft de zaak nu in cassatie behandeld.
De kern van het geschil betreft de vraag of de percelen die door de belanghebbende zijn geleverd aan het Waterschap, al dan niet als bouwterrein kunnen worden aangemerkt in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968. Het Hof had geoordeeld dat de percelen, die in de jaren zestig waren bewerkt met het oog op bebouwing, ten tijde van de levering feitelijk bestemd waren voor bebouwing. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat het Hof niet voldoende heeft gemotiveerd dat de percelen ten tijde van de levering nog als bouwterrein konden worden aangemerkt, gezien de maatregelen van de Rijksoverheid die de bebouwing van rivierbeddingen beperkten.
De Hoge Raad heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van het Hof vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. Tevens is de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest benadrukt de noodzaak om bij de beoordeling van de status van percelen als bouwterrein rekening te houden met de actuele bestemmingen en de feitelijke situatie ten tijde van de levering.