ECLI:NL:HR:2004:AO5711
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring in hoger beroep en redelijke termijn in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 mei 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was eerder bij verstek veroordeeld door de Politierechter in de Rechtbank te Utrecht voor diefstal, met een straf van één week gevangenisstraf. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.J. Weldam. De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep bevestigd. Het Hof had geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk was in haar hoger beroep tegen het vonnis van de Politierechter. De Hoge Raad oordeelde dat er geen klachten waren ingediend tegen deze niet-ontvankelijkverklaring en dat er geen redenen waren om dit oordeel te vernietigen. Hierdoor werd het vonnis in eerste aanleg onherroepelijk, met als datum 16 juni 2000.
De Hoge Raad heeft ook de klachten over de overschrijding van de redelijke termijn in zowel de appèlfase als de cassatiefase verworpen. De Hoge Raad concludeerde dat de klachten niet tot cassatie konden leiden, omdat de niet-ontvankelijkverklaring van het Hof terecht was. Het cassatieberoep werd dan ook verworpen, en de uitspraak van de Hoge Raad bevestigde de eerdere beslissingen van de lagere rechters.