Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
5.Beslissing
25 januari 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 januari 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was in hoger beroep gegaan tegen een veroordeling voor diefstal met geweld, maar het hof had hem niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep. De Hoge Raad heeft de vraag behandeld of het hof terecht de inleidende dagvaarding niet nietig heeft verklaard en of de vervangende hechtenis bij de opgelegde schadevergoedingsmaatregel rechtmatig was. De Hoge Raad oordeelde dat de vraag naar de geldigheid van de inleidende dagvaarding pas aan de orde kan komen als het hoger beroep ontvankelijk is verklaard. Aangezien het hof de verdachte niet-ontvankelijk had verklaard, kon de Hoge Raad niet ingaan op de inhoudelijke bezwaren tegen de veroordeling. De Hoge Raad concludeerde dat de klachten van de verdachte niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof, en verwierp het beroep. De zaak benadrukt de strikte eisen die aan de ontvankelijkheid van hoger beroep worden gesteld en de gevolgen van niet-ontvankelijkheid voor de beoordeling van cassatiemiddelen.