Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Beslissing
4 november 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 november 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep wegens termijnoverschrijding. De verdachte had op 6 april 2012 een veroordeling bij verstek gekregen van de kantonrechter en had op 9 mei 2012 hoger beroep ingesteld. De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van de zitting op 6 april 2012, zoals blijkt uit een e-mail die hij op 7 maart 2012 had verzonden. De Hoge Raad herhaalde dat het hoger beroep binnen veertien dagen na de einduitspraak moest worden ingesteld, wat niet was gebeurd. De Hoge Raad concludeerde dat de door de verdachte aangevoerde omstandigheden geen bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verontschuldigbaar maakten. Hierdoor was het hoger beroep te laat ingesteld en was de verdachte terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Daarnaast werd in de cassatiefase geklaagd over de overschrijding van de redelijke termijn, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze klacht niet kon leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep, waardoor het vonnis in eerste aanleg onherroepelijk werd. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig instellen van hoger beroep en de gevolgen van termijnoverschrijding in het strafrecht.