ECLI:NL:HR:2004:AO4601

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/318HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R. Herrmann
  • J.B. Fleers
  • D.H. Beukenhorst
  • P.C. Kop
  • F.B. Bakels
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbetering van een arrest inzake pandrecht en bodemvoorrecht in faillissement

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 februari 2004 een arrest gewezen waarin een eerdere uitspraak van 28 november 2003 werd verbeterd. De zaak betreft een geschil tussen ABN AMRO BANK N.V. en ING BANK N.V. als eiseressen tot cassatie, en de curatoren van Koverto Nederland B.V. en aanverwante vennootschappen als verweerders in cassatie. De Hoge Raad constateerde dat in het eerdere arrest een fout was gemaakt in de tekst onder 5.2.9, die niet overeenkwam met de tekst zoals deze in raadkamer was vastgesteld. De Hoge Raad heeft deze fout als eenvoudig herstelbaar aangemerkt en heeft de tekst aangepast. De gecorrigeerde tekst stelt dat een straf in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) niet kan worden opgelegd aan iemand anders dan degene aan wie deze straf is opgelegd. Dit heeft implicaties voor de rechtspositie van de banken in het geval dat hun pandrecht zou moeten wijken voor het bodemvoorrecht. De Hoge Raad heeft de verbetering op de minuut van het eerdere arrest vastgesteld en partijen in de gelegenheid gesteld om zich over deze verbetering uit te laten. De advocaat van de banken heeft hierop gereageerd, wat heeft geleid tot de definitieve uitspraak van de Hoge Raad.

Uitspraak

13 februari 2004
Eerste Kamer
Nr. C01/318HR
RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. ABN AMRO BANK N.V.,
2. ING BANK N.V.,
beide gevestigd te Amsterdam,
EISERESSEN tot cassatie, incidenteel verweersters,
advocaat: mr. R.S. Meijer,
t e g e n
Mr. J.P. ZANDERS en drs. E.G.H. BERGHS, in hun hoedanigheid van curatoren in het faillissement van Koverto Nederland B.V., Koverto International B.V., Koverto Holland B.V. en Koverto Holding B.V., beiden kantoorhoudende te Venlo,
VERWEERDERS in cassatie, incidenteel eisers,
advocaat: mr. M.J. Schenck.
1. Het arrest in dit geding
De Hoge Raad heeft in deze zaak op 28 november 2003 een arrest uitgesproken. De in dat arrest onder 5.2.9 vermelde tekst wijkt af van de tekst zoals deze in raadkamer is vastgesteld. Deze fout leent zich voor eenvoudig herstel. De onder 5.2.9 vermelde tekst wordt vervangen door:
De rechtsklacht faalt. Een straf in de zin van art. 6 EVRM kan niet gebracht worden ten laste van een ander dan degene aan wie deze straf is opgelegd. Indien het pandrecht van de banken hier zou moeten wijken voor het bodemvoorrecht zou dat, materieel gezien, leiden tot een uitkomst, die zozeer overeenstemt met het brengen van een straf ten laste van een ander dan degene aan wie zij is opgelegd, dat die uitkomst daarmee op een lijn gesteld moet worden.
Bij brief van 12 januari 2004 heeft de Hoge Raad partijen in de gelegenheid gesteld zich over deze verbetering uit te laten. De advocaat van de banken heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.
2. Beslissing
De Hoge Raad:
verbetert bovenvermelde fout in het op 28 november 2003 in deze zaak uitgesproken arrest;
stelt de verbetering op de minuut van dat arrest.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, D.H. Beukenhorst, P.C. Kop en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 13 februari 2004.