Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 9 juni 2015
[werkgever] ,
[werkneemster] ,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
In artikel 31 Rv is bepaald dat de rechter een kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent te allen tijde verbetert. Naar het oordeel van de kantonrechter is daar, mede gelet op de stellingen van [werkneemster] , in het onderhavige geval sprake van. Daartoe wordt als volgt overwogen.
Met betrekking tot de ontvankelijkheid
Met betrekking tot de grief
‘dat partijen niet anders konden aannemen dan dat [de] eindbeslissing uitsluitend het gevolg was van een evidente vergissing’(HR 23 juni 1989 ECLI:NL:HR:1989:AG6115) doet zich hier naar het oordeel van het hof voor.
C=2 zal in ieder geval worden toegewezen. De advocaten van beide partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling van het hoger beroep bevestigd dat de kantonrechter aan het eind van de mondelinge behandeling in eerste aanleg heeft meegedeeld
“U moet in ieder geval rekening houden met C=2”dan wel woorden van gelijke strekking. Gelet op de overweging in de herstelbeschikking dat de kantonrechter tijdens de mondelinge behandeling heeft
“medegedeeld dat C=2 aan [werkneemster] toegewezen zou worden”, gaat het hof er vanuit dat de kantonrechter met de woorden ‘
in ieder geval’ niet bedoeld heeft te zeggen dat
minimaal C=2zou worden toegekend, in die zin dat het boven C=2 nog alle kanten uit kon. Daarentegen begrijpt het hof die uitlating aldus dat de kantonrechter zich heeft willen binden aan C=2. Dat in de herstelbeschikking aansluitend is vermeld dat het voor partijen duidelijk was
“dat een bedrag in die orde van grootte toegewezen zou worden”maakt dit niet anders. Dat de kantonrechter bij de toekenning van het bedrag van € 7.500,00 bruto in de veronderstelling verkeerde dat dit een bedrag hoger dan correctiefactor 2 betrof, en dus ogenschijnlijk in strijd handelde met de in het vooruitzicht gestelde correctiefactor, is voor het hof geen reden om te twijfelen aan de bedoeling C=2 toe te passen, hetgeen voor partijen ook kenbaar was. De ‘hogere’ vergoeding in de oorspronkelijke beslissing werd kennelijk ingegeven door het lage bedrag dat C=2 opleverde als gevolg van de gemaakte rekenfout.