ECLI:NL:HR:2004:AN9235
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Einduitspraak over niet-ontvankelijkheid van de Officier van Justitie in vervolging bij meerdere feiten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 januari 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van de Officier van Justitie in de vervolging van de verdachte voor de feiten 1 tot en met 4, die betrekking hebben op overtredingen van de Opiumwet, en een diefstal (feit 5). De rechtbank had in eerste aanleg op 30 augustus 2001 de Officier van Justitie niet-ontvankelijk verklaard voor de feiten 1 tot en met 4, maar veroordeeld voor feit 5. De Officier van Justitie ging in hoger beroep tegen deze einduitspraak, maar het Hof verklaarde het hoger beroep tardief, omdat de termijn voor het instellen van hoger beroep was verstreken. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof dat de uitspraak van de rechtbank een einduitspraak was in de zin van artikel 138 van het Wetboek van Strafvordering, en dat de Officier van Justitie niet-ontvankelijk was in het hoger beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de niet-ontvankelijkheid van de Officier van Justitie in de vervolging voor de feiten 1 tot en met 4 een einduitspraak was, en dat het hoger beroep tegen deze uitspraak niet tijdig was ingesteld. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de beslissing van het Hof.