6.3.1.Beoordeling
Beoordelingskader witwassen
Het hof stelt wat het beoordelingskader betreft voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis Sr opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. Dat een voorwerp ‘afkomstig is uit enig misdrijf’ kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, zoals in deze zaak het geval is, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien door het openbaar ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Indien de verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring.
Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen.
Feiten en omstandigheden
De verdachte ontving in de ten laste gelegde periode via money transfers contante geldbedragen terwijl hij zich in Suriname of het Caribisch gebied bevond. De bedragen die hij op die manier vanaf 31 januari 2013 op Trinidad en Tobago ontving heeft hij, net als [medeverdachte 1] , gestort op de rekening van een bootmakelaar bij een lokale bank ten behoeve van de aanschaf van de Papa Yo, zoals hiervoor in paragraaf 6.1.2 beschreven. Ook nadat de koopsom van de Papa Yo op 16 maart 2013 was voldaan, ontving de verdachte, terwijl hij (weer) in het Caribisch gebied verbleef, geld via money transfers. Op een storting van [medeverdachte 1] na, waren alle stortingen afkomstig uit Nederland en werden gedaan door (familieleden of bekenden van) de medeverdachten. In totaal ontving de verdachte in de ten laste gelegde periode een bedrag van ongeveer € 32.237,00 via 17 money transfers. In dezelfde periode maakte de verdachte vanuit Suriname en Nederland een bedrag van ongeveer € 4.457,00 via zeven money transfers over aan personen in Qatar, Curaçao, Sint Maarten en Colombia.
Op 28 juni 2011 heeft de verdachte voor € 20.000,00 contant de zeilboot Sonny gekocht van [betrokkene 8] , zo blijkt uit de verkoopovereenkomst van de ANWB die in het kader van een aanvraag voor een Internationaal Certificaat voor Pleziervaartuigen (ICP) werd verstrekt. Voor de Sonny is op 13 juli 2013 door de ANWB een Internationaal Certificaat voor Pleziervaartuigen (ICP) afgegeven op naam van de verdachte als eigenaar. Bij de door de ANWB verstrekte gegevens bevindt zich niet alleen voornoemde koopovereenkomst maar ook een “Aanvraag vaardocument ICP” van 28 juni 2011 met de gegevens van de verdachte als eigenaar en een kopie van het paspoort van de verdachte. [betrokkene 8] verklaarde dat hij de Sonny had verkocht aan een blanke man van ongeveer 50 à 55 jaar oud die uit het noorden kwam.
Uit dit alles leidt het hof af dat de verdachte en [medeverdachte 1] de Sonny samen hebben gekocht voor € 20.000,00. Daarbij betrekt het hof dat de verdachte, ook in hoger beroep, geen inhoudelijke vragen heeft willen beantwoorden, waardoor hij de redengevendheid van de genoemde feiten en omstandigheden niet heeft ontzenuwd. De betrokkenheid van [medeverdachte 1] wordt nog bevestigd door een door de ANWB verstrekte kopie van het rijbewijs van [medeverdachte 1] met daarop met de hand geschreven het verzoek om het verschuldigde bedrag (het hof begrijpt: voor de afgifte van het ICP) van een op zijn naam gestelde bankrekening af te schrijven.
Het hof heeft eerder in dit arrest vastgesteld dat de verdachte samen met [medeverdachte 1] op 8 februari 2013 de Papa Yo heeft aangeschaft en verwijst in dit verband naar wat daarover in de bewijsoverwegingen en verdere bewijsvoering ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde is overwogen.
De aankoop van de Sabrina V vond plaats, zoals ook reeds eerder in dit arrest door het hof vastgesteld, op 23 oktober 2013 in Oostenrijk. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] hebben daar samen contant € 87.000,00 aan [getuige 1] betaald en het koopcontract is op naam van [medeverdachte 3] gezet. Het hof verwijst in dit verband naar wat daarover in de bewijsoverwegingen en verdere bewijsvoering ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde is overwogen.
Het hof leidt uit een overzicht van de financiële positie van de verdachte over periode 2009 tot en met 2013 af dat de hij in de genoemde jaren beschikte over het volgende inkomen en vermogen:
Jaar
Totaal brutoloon
Totaal vermogen
2009
€ 9.507
2010
€ 13.518,00
2011
€ 7
2012
€ 4.392,00
-€ 4
2013
€ 346,00
Dit betekent dat de verdachte over deze vijf jaren een gemiddeld bruto-inkomen had van ongeveer € 5.554,00 per jaar.
6.3.2.Witwasvermoeden
6.3.2.1 De money transfers
Het hof is, anders dan de advocaat-generaal heeft betoogd, van oordeel dat op grond van feiten en omstandigheden zoals blijkend uit de bewijsmiddelen voor iedere afzonderlijke money transfer beoordeeld moet worden of het vermoeden is gerechtvaardigd dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag dat met de transactie is gemoeid uit enig misdrijf afkomstig is.
Ten aanzien van de volgende door de verdachte via money transfers overgeboekte bedragen geldt geen gerechtvaardigd vermoeden van witwassen:
- De money transfers (i) aan [medeverdachte 1] op 16 april 2013 van € 200,00, (ii) aan [betrokkene 4] op 13 februari 2014 en 27 februari 2014 van respectievelijk € 121,51 en € 100,00 en (iii) aan [medeverdachte 4] op 25 februari 2014 van € 236,00. Bij deze stortingen gaat het niet om zodanig hoge bedragen dat op grond daarvan, ook niet in het licht van de beperkte inkomsten van de verdachte (waarbij overigens over het jaar 2014 geen inkomensgegevens van de verdachte bekend zijn), een vermoeden van witwassen is gerechtvaardigd.
- De door de verdachte ontvangen money transfers van [betrokkene 2] op 21 maart 2013, 25 maart 2013, 28 maart 2013 en 9 april 2013 van respectievelijk € 1.200,00, € 250,00, € 500,00 en € 300,00. [betrokkene 2] is de moeder van de verdachte en heeft over de herkomst van de stortingen verklaard dat het haar eigen geld betrof, maar dat ze niet meer weet of het afkomstig was van spaargeld of van een bedrag van € 60.000,00 tot € 70.000,00 dat zij rond die tijd van [medeverdachte 6] had gekregen in verband met het eerste deel van haar uitkoop na hun scheiding. Gelet op de inhoud van deze verklaring, in combinatie met de relatief geringe hoogte van de gestorte bedragen, leveren de stortingen door [betrokkene 2] geen vermoeden van witwassen op.
- De money transfer van € 900,00 van [betrokkene 6] op 17 maart 2014. [betrokkene 6] heeft verklaard dat hij met dit geld de verdachte alsnog betaalde voor een klus die zij samen hadden gedaan. Gelet op deze verklaring ziet het hof onvoldoende omstandigheden die van dien aard zijn dat zij het vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat dit geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is.
- De money transfers aan de verdachte door [broer verdachte] van € 200,00, € 221,00 en € 100,00 op respectievelijk 26 april 2013, 29 mei 2014 en 23 juni 2014. Deze bedragen zijn niet zodanig hoog dat op grond daarvan een vermoeden van witwassen is gerechtvaardigd.
Dit alles betekent dat de verdachte van witwassen van voornoemde geldbedragen moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de overige money transfers neemt het hof wel een vermoeden van witwassen aan:
- De storting van € 3.000,00 door de verdachte aan [medeverdachte 1] op 6 september 2012. Dit bedrag kan niet worden verklaard uit het bekende legale inkomen van de verdachte. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat van de verdachte over het jaar 2011 geen legaal inkomen bekend is en het gestorte bedrag het leeuwendeel van zijn netto-jaarinkomen over 2012 betreft.
- De money transfer van € 4.000,00 van [medeverdachte 4] aan de verdachte op 31 januari 2013. [medeverdachte 4] heeft over de herkomst van dit bedrag geen verklaring willen afleggen. Dit bedrag kan niet worden verklaard uit het bekende legale inkomen van [medeverdachte 4] over de jaren 2009 tot en met 2013. In dit verband wijst het hof nog op het sms-contact tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] op 31 januari 2013 waarin [medeverdachte 4] zegt dat ze daar ‘naar een andere auto (het hof begrijpt: boot) gaan kijken’ en ze ‘die papieren (het hof begrijpt: het geld)’ daar moeten zien te krijgen. Op 1 februari 2013 is door de verdachte een aanbetaling van € 4.000,00 gedaan voor de aanschaf van de Papa Yo. Ook deze omstandigheden dragen bij aan het witwasvermoeden.
- De bedragen die de verdachte ontving van [betrokkene 1] op 27 en 28 februari 2013 van telkens € 5.000,00 en van [medeverdachte 6] op diezelfde data van respectievelijk € 2.000,00 en € 5.000,00. Deze stortingen vonden plaats in een kort tijdsbestek, op twee achtereenvolgende dagen en hiermee werd de Papa Yo verder gefinancierd. Het hof wijst in dit verband nog op de door [medeverdachte 4] aan [medeverdachte 2] verstuurde sms-berichten van 27 februari 2013 waarin het gaat over geldoverboekingen via ‘wes u’ (het hof begrijpt: Western Union) en ‘zoveel mogelijk pap’ (het hof begrijpt: papier, dus geld) overmaken voor de betaling van dat ding, waarmee als reeds eerder overwogen de Papa Yo wordt bedoeld. [betrokkene 1] heeft verklaard dat hij meermalen op verzoek van [medeverdachte 6] € 5.000,00 aan de verdachte heeft overgemaakt. Hij kreeg het geld van de [medeverdachte 6] , bij diens snackbar. Het hof heeft geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van [betrokkene 1] . [medeverdachte 6] heeft zich als getuige ten overstaan de rechter-commissaris op zijn verschoningsrecht beroepen en derhalve geen verklaring afgelegd over deze overboekingen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft [medeverdachte 6] in zijn eigen zaak – waarbij het proces-verbaal evenwel ook in deze zaak is gevoegd – verklaard dat hij beschikte over geld uit zijn cafetaria en over een bedrag van € 15.000,00 van de verkoop van de sloep van zijn moeder op 25 september 2011; de door hem gedane stortingen (€ 7.000,00) zouden grotendeels zijn gedaan met geld uit zijn cafetaria. Het legale inkomen van [medeverdachte 6] was echter over de jaren 2009 tot en met 2013 onvoldoende om, met ook nog de kosten voor het dagelijks levensonderhoud, in twee dagen tijd de genoemde stortingen (het ‘grootste deel’ van € 7.000,00 en het bedrag van € 10.000,00 via [betrokkene 1] ) te kunnen doen. Deze overstijgen namelijk zijn gemiddelde netto-jaarinkomen. Onder voornoemde omstandigheden leveren de stortingen door [medeverdachte 6] een vermoeden van witwassen op.
- De storting door [medeverdachte 1] aan de verdachte van € 3.841,00 op 24 juni 2013. Over de herkomst van dit bedrag heeft [medeverdachte 1] geen verklaring willen afleggen. Gelet hierop is een vermoeden van witwassen gerechtvaardigd, temeer omdat [medeverdachte 1] moest rondkomen van een AOW-uitkering, aangevuld met een zorgtoeslag (in 2012 een bedrag van € 837,00 en in 2013 een bedrag van € 1.059,00).
- De storting van € 800,00 door de verdachte aan [medeverdachte 5] op 7 november 2013. Dit bedrag kan niet worden verklaard uit de bekende legale inkomsten van de verdachte, in aanmerking genomen dat het netto-jaarinkomen van de verdachte over het jaar 2013 een bedrag van € 346,00 bedroeg en over de twee jaren ervoor gemiddeld € 2.196,00 was waarvan de verdachte ook nog in zijn dagelijks levensonderhoud zou moeten voorzien.
- De storting door [betrokkene 3] aan de verdachte van € 1.000,00 op 10 februari 2014. [betrokkene 3] heeft bij de politie verklaard dat zij [verdachte] niet kende. Zij had het geld overgemaakt voor een vrouw die zij op straat tegenkwam en kende uit haar kapperszaak. [betrokkene 3] dacht dat de voornaam van de vrouw Janine is, maar ze heeft de vrouw nooit meer gezien en geen verdere gegevens van haar. Deze vage verklaring, in aanmerking genomen de hoogte van het bedrag, rechtvaardigt het vermoeden dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte geld heeft ontvangen dat uit enig misdrijf afkomstig is.
- De storting door [betrokkene 5] aan de verdachte op 15 maart 2014 van € 1.763,00. De verdachte verbleef op dat moment op Curaçao, samen met [medeverdachte 4] , die een dag eerder ook een bedrag van € 1.763,00 van [betrokkene 5] ontving. [betrokkene 5] is over deze stortingen gehoord door de politie. Hij beriep zich op zijn zwijgrecht. Later, ten overstaan van de rechter-commissaris, heeft [betrokkene 5] verklaard dat [verdachte] en [medeverdachte 4] goede vrienden van hem zijn. Zij hadden hem gebeld omdat ze geld nodig hadden. Het geld had hij thuis liggen. Het was afkomstig van zijn werk als zzp-er in de steigerbouw. [verdachte] en [medeverdachte 4] hadden hem niet verteld waar het geld voor was en [betrokkene 5] had dat ook niet aan hen gevraagd. Het hof acht deze verklaring onaannemelijk, in aanmerking genomen dat deze verklaring zou betekenen dat hij dan zonder verdere vragen op twee achtereenvolgende dagen hoge geldbedragen aan [verdachte] en [medeverdachte 4] zou hebben gestuurd, zonder gebruik te maken van het reguliere financiële verkeer, maar via money transfers waarvoor – naar algemeen bekend is – kosten moeten worden gemaakt die aanzienlijk hoger zijn dan voor een bancaire overboeking, naar twee ontvangers in het Caribisch gebied van waaruit – naar algemeen bekend is – grote hoeveelheden cocaïne Nederland worden ingevoerd, wat veelal gepaard gaat met het genereren van grote contante geldbedragen die terugvloeien in omgekeerde richting. Onder deze omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, leveren deze stortingen een redelijk vermoeden van witwassen op.
- De storting door [medeverdachte 1] aan de verdachte op 5 juni 2014 van € 962,00. Dit bedrag kan niet worden verklaard uit het bekende legale inkomsten van [medeverdachte 1] over de jaren 2009 tot en met 2013. Weliswaar bevat het dossier geen inkomensgegevens van [medeverdachte 1] over het jaar 2014, maar hij verbleef in detentie van 29 oktober 2013 tot 11 februari 2014 en gesteld noch gebleken is dat hij vanaf zijn moment van vrijlating tot 5 juni 2014 opeens meer te besteden had dan zijn AOW-uitkering. Daarbij komt dat [medeverdachte 1] geen verklaring over deze transactie heeft willen afleggen.
Voor de Sonny, de Papa Yo en de Sabrina V is contant betaald. Dat is, in aanmerking genomen de hoogte van de betaalde bedragen, ongebruikelijk en levert op zichzelf genomen al een vermoeden van witwassen op. Bij de Papa Yo zijn bovendien aan de deelbetalingen contante stortingen via money transfers voorafgegaan die de verdachte en [medeverdachte 1] daarvoor hebben gebruikt. Ten behoeve van de aankoop van de Sabrina V is [medeverdachte 1] met [medeverdachte 3] naar Oostenrijk gereisd en zij hebben daar het aankoopbedrag van € 87.000,00 contant voldaan. Het fysiek vervoeren van een dergelijk groot contant bedrag brengt een aanzienlijk veiligheidsrisico met zich. In de koopovereenkomst is voorts op verzoek van [medeverdachte 1] een onjuist, veel lager aankoopbedrag van € 25.000,00 opgenomen. Dit alles rechtvaardigt een vermoeden van witwassen ten aanzien van de drie boten, in aanmerking genomen dat [verdachte] de Sabrina V voorhanden heeft gehad en gebruikt.
Uitgaande van al het voorgaande, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van het contante geld waarmee de Sonny is gekocht, de desbetreffende stortingen zijn gedaan waarmee de Papa Yo is gekocht en tenslotte het voorhanden hebben van een boot die eveneens met crimineel geld is gefinancierd.
6.3.3Verklaring van de verdachte
6.3.3.1 De money transfers
De verdachte heeft over de herkomst van het geld waarmee de overboekingen aan hem zijn gedaan, ook in hoger beroep, geen inhoudelijke verklaring willen afleggen. Ook op vragen over de herkomst van de door hem verstuurde bedragen heeft de verdachte gezwegen.
Dit brengt het hof tot het oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de contante geldbedragen van
- € 3.000,00 (op 6 september 2012 aan [medeverdachte 1] ),
- € 4.000,00 (op 31 januari 2013 van [medeverdachte 4] ),
- € 5.000,00 (op 27 februari 2013) en € 5.000,00 (op 28 februari 2013, telkens van [betrokkene 1] ),
- € 2.000,00 (op 27 februari 2013) en € 5.000,00 (op 28 februari 2013, telkens van [medeverdachte 6] ),
- € 3.841,24 (op 24 juni 2013 van [medeverdachte 1] ),
- € 800,00 (op 7 november 2013 aan [medeverdachte 5] ),
- € 1.000,00 (op 10 februari 2014 van [betrokkene 3] ),
- € 1.763,00 (op 15 maart 2014 van [betrokkene 5] ),
- € 962,00 (op 23 juni 2014 van [medeverdachte 1] ),
uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte dit wist.
Met een deel van voornoemde geldbedragen is de Papa Yo aangeschaft. Het gaat om de stortingen in de periode van 31 januari 2013 tot en met 28 februari 2013 van in totaal € 21.000,00. In zoverre heeft de verdachte die criminele gelden niet alleen overgedragen, maar tevens met een ander omgezet.
De verdachte heeft bij de politie en tijdens het onderzoek ter terechtzitting in twee instanties zich op zijn zwijgrecht beroepen. Aldus heeft de verdachte niet een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk aan te merken verklaring gegeven voor het contante geldbedrag waarmee hij en [medeverdachte 1] de Sonny van [betrokkene 8] hebben gekocht. Naar het oordeel van het hof kan het daarom niet anders zijn dan dat dit onverklaarbaar contant vermogen, bij gebreke van een dergelijke verklaring, uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dit wist. Aldus heeft de verdachte een zeilboot voorhanden gehad en gebruikt die van misdrijf afkomstig was.
De voor de aankoop van de Papa Yo gestorte bedragen kunnen worden geduid – zoals hiervoor reeds overwogen – als uit enig misdrijf verkregen gelden en het hof is van oordeel dat de verdachte dit wist. Dit geldt daarmee ook voor de Papa Yo, die met deze gelden is aangeschaft. Hiermee heeft de verdachte een zeilboot voorhanden gehad en gebruikt die van misdrijf afkomstig was.
De Sabrina V is niet door de verdachte maar door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] gekocht. Zij hebben over de herkomst van de contant betaalde koopsom van € 87.000,00 geen concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk aan te merken verklaring gegeven. Het kan daarom niet anders zijn dan dat dit onverklaarbaar contant vermogen, bij gebreke van een dergelijke verklaring, uit enig misdrijf afkomstig is. Dat geldt dus ook voor de Sabrina V, die met dit geld is aangeschaft. Bij de beoordeling van de vraag of de verdachte wist dat (de aankoopsom van) deze boot van misdrijf afkomstig was, betrekt het hof (i) dat de verdachte samen met [medeverdachte 1] , zoals hiervoor is overwogen, de Papa Yo met crimineel geld heeft aangeschaft, (ii) met als doel om deze boot in te zetten voor cocaïnetransporten, (iii) de verdachte en [medeverdachte 1] , terwijl zij bezig waren om het benodigde geld voor de Papa Yo via money transfers op Trinidad en Tobago te krijgen, ook belangstelling hadden voor de aanschaf van de Sabrina V, (iv) ook deze boot vervolgens door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , met wie de verdachte in het kader van de criminele organisatie samenwerkte, met crimineel geld is aangeschaft, (v) wederom met als doel om deze in te zetten voor cocaïnetransporten, (vi) bij welke inzet de verdachte opnieuw betrokken was en (vii) waarbij hij ook langere tijd op de Sabrina V heeft verbleven en op welke boot een document aanwezig was waarop stond vermeld dat deze voor € 87.000,- contant was gekocht. Deze omstandigheden zijn naar het oordeel van het hof redengevend voor de conclusie dat de verdachte bij de overdracht van de Sabrina V wist dat de boot was gefinancierd met crimineel geld en vervolgens van die boot gebruik heeft gemaakt. De verdachte heeft geen verklaring afgelegd die deze redengevendheid ontzenuwt.