ECLI:NL:HR:2003:AH8968
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de aanslag vennootschapsbelasting en de gevolgen van cessie van huurtermijnen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. te Z tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 6 november 2001, betreffende een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1997. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 72.683, en na bezwaar was deze door de Inspecteur gehandhaafd. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarna belanghebbende in cassatie ging. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in, en de Advocaat-Generaal L.F. van Kalmthout concludeerde tot ongegrondverklaring van het beroep.
De zaak draait om de vraag of de afschrijving op huurtermijnen, die door A, de directeur en aandeelhouder van B B.V., aan belanghebbende was gecedeerd, in aftrek kon worden toegelaten bij de vaststelling van de vennootschapsbelasting. Het Hof oordeelde dat het voordeel voor belanghebbende als gevolg van de cessie om niet van de toekomstige huurtermijnen uitsluitend zijn oorzaak vindt in de relatie tussen belanghebbende en haar aandeelhouder, en derhalve in beginsel niet tot de totaalwinst van belanghebbende behoort. Dit oordeel werd door de Hoge Raad bevestigd, waarbij werd opgemerkt dat een redelijke wetstoepassing vereist dat het voordeel voor belanghebbende bij de bepaling van de totaalwinst in aanmerking moet worden genomen.
De Hoge Raad verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 24 oktober 2003, en de uitspraak is gedaan door de vice-president en vier raadsheren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier.