ECLI:NL:HR:2009:BH9031
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie door benadeelde partij na afwijzing vordering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 08/04347. De zaak betreft de ontvankelijkheid van een benadeelde partij (bp) in het cassatieberoep, nadat haar vordering door de appelrechter in het strafgeding niet-ontvankelijk was verklaard. De benadeelde partij had een middel van cassatie ingediend via haar advocaat, mr. A.H. Westendorp, maar de verdachte had geen middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Machielse concludeerde dat de verdachte niet-ontvankelijk zou worden verklaard in het beroep.
De Hoge Raad overwoog dat de wet geen regeling bevat voor het instellen van beroep in cassatie door een benadeelde partij in de situatie waarin haar vordering door de appelrechter is afgewezen en noch de verdachte noch het openbaar ministerie cassatieberoep heeft ingesteld. Dit werd bevestigd door eerdere rechtspraak, waaruit blijkt dat de wetgever niet heeft willen voorzien in een dergelijke mogelijkheid. Hierdoor is de Hoge Raad niet bevoegd om de schriftuur van de benadeelde partij te beoordelen.
De Hoge Raad concludeerde dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het beroep, omdat hij niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur met middelen van cassatie had ingediend. Dit leidde tot de beslissing dat de schriftuur van de benadeelde partij onbesproken moest blijven. Het arrest is gewezen door vice-president F.H. Koster, samen met raadsheren J.P. Balkema en W.M.E. Thomassen, en is uitgesproken in aanwezigheid van waarnemend griffier J.D.M. Hart.