ECLI:NL:HR:2003:AF3638
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van belastingteruggaaf en de rol van de Ontvanger
In deze zaak heeft [verweerder] de Staat der Nederlanden gedagvaard voor de Kantonrechter te 's-Gravenhage, waarbij hij vorderde dat de Staat hem een bedrag van ƒ 3.850,-- zou betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Dit bedrag was een terug te betalen belastingbedrag dat ten onrechte was verrekend met een openstaande belastingschuld. De Staat heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de vordering, stellende dat de Ontvanger in plaats van de Staat gedagvaard had moeten worden. De Kantonrechter heeft de vordering van [verweerder] afgewezen, waarna [verweerder] in hoger beroep ging bij de Rechtbank te 's-Gravenhage. De Rechtbank bekrachtigde het vonnis van de Kantonrechter, wat leidde tot cassatie door de Staat.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de Rechtbank ten onrechte had overwogen dat de Ontvanger niet exclusief gedagvaard diende te worden. De Hoge Raad oordeelde dat de wet en de parlementaire geschiedenis onvoldoende steun bieden voor de stelling dat vorderingen die voortvloeien uit de taak van de Ontvanger uitsluitend tegen de Ontvanger kunnen worden ingesteld. De Hoge Raad vernietigde de vonnissen van zowel de Kantonrechter als de Rechtbank en verklaarde [verweerder] niet-ontvankelijk in zijn vordering. Tevens werden de proceskosten aan de zijde van de Staat toegewezen.