ECLI:NL:HR:2001:AD4585
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van beschikking inzake inbeslagname van geldsbedrag in het kader van strafvordering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 november 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Middelburg. De beschikking betrof een beklag van klager, die in verband met een strafrechtelijk onderzoek een geldbedrag van 1.660.000 Belgische Franken in beslag had laten nemen. Klager, geboren in Tunesië in 1967 en wonende in Nederland, had via zijn advocaat, mr. J. Wouters, beroep in cassatie ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank die het beklag ongegrond had verklaard.
De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een herbehandeling. De rechtbank had in haar oordeel miskend dat het hier ging om een beslag op grond van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank niet de juiste maatstaf had gehanteerd bij de beoordeling van het beklag. In plaats van te kijken naar de kans dat de strafrechter de inbeslaggenomen gelden verbeurd zou verklaren, had de rechtbank moeten beoordelen of het hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter een geldboete of verplichting tot betaling van een geldsbedrag zou opleggen.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de juiste toepassing van de wettelijke maatstaven in beslagzaken en de noodzaak voor de lagere rechters om deze maatstaven correct toe te passen. De beslissing van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de kaders voor de beoordeling van beklag in beslagzaken verduidelijkt.