ECLI:NL:HR:2001:AD4299
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Uitlevering van een persoon aan de Bondsrepubliek Duitsland
In deze zaak gaat het om de uitlevering van een persoon aan de Bondsrepubliek Duitsland. De Hoge Raad heeft op 30 oktober 2001 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een eerdere uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Haarlem, die op 22 mei 2001 de uitlevering toelaatbaar had verklaard. De opgeëiste persoon, geboren in Columbia in 1952, was ten tijde van de uitspraak gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Breda. De verdediging, vertegenwoordigd door advocaten mr. G.P. Hamer en mr. A.M. Ficq-Kengen, had een middel van cassatie ingediend, maar dit middel werd later ingetrokken. De Advocaat-Generaal Machielse concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor zover het de uitlevering betrof. De Hoge Raad oordeelde dat de opgeëiste persoon niet-ontvankelijk was in haar beroep, omdat er na de intrekking van het cassatiemiddel geen middelen meer overbleven. De Hoge Raad verklaarde de opgeëiste persoon niet-ontvankelijk in het beroep, waarmee de eerdere beslissing van de rechtbank in stand bleef.