ECLI:NL:HR:2003:AF5235
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- B.C. de Savornin Lohman
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen arrest Gerechtshof Arnhem inzake niet-ontvankelijkheid verdachte
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, gedateerd 31 augustus 2001, met nummer 21/001658-00. De verdachte, geboren in 1958, had een beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. J.M. Sjöcrona. In de procedure heeft de advocaat op 12 februari 2003 het ingediende middel van cassatie ingetrokken. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld. De raadsman van de verdachte had een schriftuur ingediend, maar door de intrekking van het middel resteerde er geen cassatiemiddel meer. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte niet in het beroep kon worden ontvangen, conform artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad verwijst naar eerdere rechtspraak ter ondersteuning van deze beslissing.
Op 15 april 2003 heeft de Hoge Raad, onder leiding van vice-president W.J.M. Davids, in aanwezigheid van de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en E.J. Numann, de uitspraak gedaan. De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep, waarmee de eerdere beslissing van het Gerechtshof in stand blijft.