Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
16 juni 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 juni 2020 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de verdachte, die in eerste instantie was veroordeeld door het gerechtshof Amsterdam op 24 oktober 2018. De verdachte, geboren in 1939, had een cassatiemiddel ingediend via zijn advocaat J.S. Nan. Echter, op 11 november 2019 heeft de raadsman het cassatiemiddel ingetrokken. De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft vervolgens geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard diende te worden in het ingestelde cassatieberoep. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat, nu het cassatiemiddel is ingetrokken, het beroep van de verdachte niet in behandeling kan worden genomen. Dit is in lijn met eerdere rechtspraak, zoals HR 30 oktober 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD4299. De Hoge Raad heeft uiteindelijk besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, wat betekent dat de zaak niet verder wordt behandeld.