ECLI:NL:PHR:2018:1467
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in cassatieberoep na intrekking van het middel
In deze zaak, die betrekking heeft op een cassatieberoep, is de verdachte eerder door het gerechtshof 's-Gravenhage veroordeeld voor valsheid in geschrift. De veroordeling vond plaats op 31 augustus 2006, waarbij de verdachte een taakstraf van honderd uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaren opgelegd kreeg. De onderhavige zaak is samenhangend met een ontnemingszaak, genummerd 17/04062, waarover ook een conclusie wordt getrokken.
Namens de verdachte heeft mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen, op 29 januari 2018 een middel van cassatie ingediend. Echter, op 6 februari 2018 heeft de raadsman deze schriftuur ingetrokken. Door deze intrekking zijn er geen middelen van cassatie meer over, wat betekent dat de verdachte niet in het cassatieberoep kan worden ontvangen. De conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad is dan ook dat de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep.
De zaak is behandeld op 30 oktober 2018, en de relevante uitspraak van de Hoge Raad is ECLI:NL:HR:2019:109. De samenhang met de ontnemingszaak is van belang voor de context van deze uitspraak, maar de focus ligt op de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het cassatieberoep.