ECLI:NL:HR:2006:AU7082
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het cassatieberoep na intrekking van het middel
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 januari 2006 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte had beroep ingesteld, vertegenwoordigd door mr. D.V.A. Brouwer, advocaat te 's-Gravenhage. In de procedure heeft de advocaat op 31 oktober 2005 een schriftuur ingediend met een middel van cassatie, maar dit middel is later ingetrokken. De Advocaat-Generaal, de heer Wortel, heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in het cassatieberoep, gezien de intrekking van het middel. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat, nu het middel is ingetrokken, de verdachte niet in het beroep kan worden ontvangen. Dit is in lijn met eerdere rechtspraak, zoals HR 30 oktober 2001, NJ 2002, 110. De Hoge Raad heeft de verdachte dan ook niet-ontvankelijk verklaard in het cassatieberoep. De uitspraak is gedaan door vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren G.J.M. Corstens en W.M.E. Thomassen, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber.