ECLI:NL:HR:2000:AA6257
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- D.H. Beukenhorst
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanvullende premies vastgesteld door de Bedrijfsvereniging voor Bank- en Verzekeringswezen
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van X B.V. (voorheen B B.V., rechtsopvolger van A B.V.) tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De zaak betreft de vaststelling van aanvullende premies door het bestuur van de Bedrijfsvereniging voor Bank- en Verzekeringswezen, Groothandel en Vrije Beroepen over het jaar 1993. Het bestuur had op 29 december 1995 een besluit genomen om deze premies vast te stellen, wat leidde tot bezwaar van belanghebbende. Het bezwaar werd door het bestuur afgewezen, waarna belanghebbende beroep aantekende bij de Arrondissementsrechtbank te ‘s-Gravenhage. De rechtbank verklaarde het beroep op 3 oktober 1997 ongegrond.
Belanghebbende ging in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep, die de uitspraak van de rechtbank bevestigde. Hierop volgde een cassatieberoep bij de Hoge Raad, waarbij belanghebbende enkele middelen van cassatie indiende. De Hoge Raad beoordeelde de middelen en kwam tot de conclusie dat de eerdere oordelen van de rechtbank en de Centrale Raad correct waren. De Hoge Raad oordeelde dat de uitkeringen die in geschil waren, niet konden worden aangemerkt als loon uit tegenwoordige of vroegere dienstbetrekking, maar dat deze uitkeringen meer algemeen hun oorzaak vonden in eerder verrichte arbeid.
De Hoge Raad concludeerde dat de rechtbank en de Centrale Raad geen onjuiste opvatting hadden van de relevante artikelen van de Coördinatiewet Sociale Verzekering. De Hoge Raad verwierp het beroep en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd op 21 juni 2000 gedaan door de raadsheren G.J. Zuurmond, D.H. Beukenhorst en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van waarnemend griffier A.A. Fase.