ECLI:NL:HR:2000:AA5651
Hoge Raad
- Cassatie
- H.L.J. Roelvink
- R. Herrmann
- A.E.M. Van der Putt-Lauwers
- J.B. Fleers
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding door de Gemeente Dordrecht aan Stokvast B.V. wegens bodemverontreiniging
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 april 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de Gemeente Dordrecht en Stokvast B.V. De Gemeente had in 1974 grond in de Merwedepolder aan Stokvast overgedragen, die verplicht was woningen te bouwen. In de jaren '80 werd bekend dat de bodem van deze grond verontreinigd was, wat leidde tot leegstand van de woningen. Stokvast vorderde schadevergoeding van de Gemeente, stellende dat deze onrechtmatig had gehandeld door verontreinigde grond te leveren. De Rechtbank te Dordrecht oordeelde in 1987 dat de Gemeente onrechtmatig had gehandeld en veroordeelde haar tot schadevergoeding aan Stokvast.
In de daaropvolgende schadestaatprocedure vorderde Stokvast onder andere vergoeding voor waardevermindering van de woningen. De Gemeente betwistte de vordering en stelde dat de waardevermindering beoordeeld moest worden op basis van de actuele situatie. De Rechtbank en het Gerechtshof oordeelden dat deskundigen de huidige waarde van de woningen moesten vaststellen. Het Hof oordeelde dat de waardevermindering abstract berekend moest worden, zonder rekening te houden met de sanering die in 1989 was voltooid.
De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Hof en bekrachtigde het vonnis van de Rechtbank. De Hoge Raad oordeelde dat de gevolgen van de sanering wel degelijk in de schadebegroting moesten worden meegenomen. De Gemeente werd veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Dit arrest benadrukt de noodzaak om bij schadevergoeding rekening te houden met de werkelijke omstandigheden, inclusief eventuele herstelmaatregelen die door de overheid zijn getroffen.