De deskundigen hebben in hun definitieve deskundigenbericht van 27 mei 2015 op deze vragen als volgt antwoord gegeven (waarbij het hof voor ‘de rechtbank’ ‘het gerechtshof’ zal lezen):
Ad 1: (…)
De mate waarin (de bodem van) het gekochte ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst verontreinigd is met asbest, is niet vastgesteld in de uitgevoerde onderzoeken. Uit de onderzoeken is gebleken dat sprake is van “enige” mate van verontreiniging/aanwezigheid met asbest in, zowel de bodem als de halfverharding/puin.
De bij de uitgevoerde onderzoeken toegepaste onderzoekersstrategieën, onderzoeksintensiteit en verantwoording zijn van dien aard dat een uitspraak omtrent de mate van verontreiniging redelijkerwijs niet mogelijk is. Wel wordt in de uitgevoerde onderzoeken de verdachtheid van asbest bevestigd en of aanwezigheid van asbest in delen van de bodem en halfverharding bevestigd, danwel ontkracht.
Ad 2: (…)
De noodzaak tot sanering kan niet worden vastgesteld op basis van de uitgevoerde onderzoeken, omdat de mate van verontreiniging met asbest niet is bepaald. Om hierover een uitspraak te kunnen doen, dient nader onderzoek uitgevoerd worden gericht op de aard en omvang en ernst en spoedeisendheid van de verontreiniging met asbest.
Ad 3: (…)
Omdat de concentratie, aard en omvang en ernst en spoedeisendheid van de verontreiniging met asbest niet zijn vastgesteld, zijn de kosten voor een eventuele sanering redelijkerwijs niet (…) te berekenen. Voor zover sanering noodzakelijk is, is op basis van aannames, indien hierover onderling afstemming is, wel een inschatting van eventuele saneringskosten mogelijk.
Ad 4: (…)
Verkennend Bodemonderzoek, d.d. mei 1997, [Y] Milieu
(…) Het onderzoek levert geen bijdrage aan beantwoording van de door het gerechtshof gestelde vragen 1 t/m 3.
Basisdocument inventariserend onderzoek, d.d. 19 september 2001, [Y] Milieu
(…) Het onderzoek levert geen bijdrage aan beantwoording van de door de rechtbank gestelde vragen 1 t/m 3.
Indicatief onderzoek, d.d. 2 april 2009, [B]
(…) Conclusie deskundige (...)
Ondanks dat het slechts een indicatief onderzoek is, betreft het daarnaast een onderzoek met een bedenkelijk uitvoeringsniveau. Dit met name ten aanzien van de hypothese, strategie, vastlegging, rapportage en verantwoording van veldwerkzaamheden en visuele inspecties (onderzoeksgegevens en -resultaten zijn niet herleidbaar en reproduceerbaar). De opzet van het onderzoek is er niet op gericht dat op basis van de resultaten een uitspraak kan worden gedaan over het al dan niet aanwezig zijn van een asbestverontreiniging op de locatie. Aan het onderzoek mag niet de status van een asbest in bodem/puin onderzoek worden gegeven.
Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan uitsluitend worden geconcludeerd/bevestigd dat op/in de bodem op de locatie asbestverdacht materiaal en verdachte omstandigheden zijn waargenomen. Onderzoek naar de daadwerkelijke aanwezigheid van asbest heeft NIET plaatsgevonden. Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan op geen enkele wijze een waardeoordeel worden gegeven over het wel/niet aanwezig zijn van een asbestverontreiniging op de locatie.
De waarnemingen omtrent de aangetroffen bodemvreemde bijmengingen en asbestverdachte materialen geven aanleiding voor uitvoering van een genormeerd (verkennend) en/of nader) onderzoek naar asbest in de bodem en halfverharding, alsmede verkennend onderzoek naar chemische parameters.
Het onderzoek levert geen bijdrage aan beantwoording van de door hert gerechtshof gestelde vragen 1 t/m 3.
Vervolgbrief, d.d. 26 oktober 2009, [B]
(…) Conclusie deskundige (...)
De aanwezigheid van asbest wordt bevestigd. De resultaten van het onderzoek zijn uitsluitend richtinggevend (…) Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan op geen enkele wijze een waardeoordeel worden gegeven over het wel/niet aanwezig zijn van een geval van ernstige bodemverontreiniging met asbest. De resultaten geven aanleiding voor uitvoering van aanvullend onderzoek naar asbest in de vorm van verkennend en/of nader onderzoek.
De brief levert geen bijdrage aan beantwoording van de door het gerechtshof gestelde vragen 1 t/m 3.
Brief, d.d. 21 april 2010, Ecopart
(…) Conclusie deskundige (…)
De onderbouwing en conclusie van de brief wordt onderschreven.
(…)
Vervolgbrief, d.d. 31 januari 2011, [B]
(…) Conclusie deskundige (...)
De geformuleerde conclusie is voorbarig op basis van het uitgevoerde onderzoek. (…) Uitsluitend de aanwezigheid van asbest is hiermee bevestigd, het al dan niet aanwezig zijn van een geval van ernstige bodemverontreiniging met asbest kan hiermee NIET worden vastgesteld. (…) De brief levert geen bijdrage aan beantwoording van de door het gerechtshof gestelde vragen 1 t/m 3.
Brief, d.d. 23 februari 2011, Ecopart
(...) Conclusie deskundige (...)
De onderbouwing en conclusie van de brief wordt onderschreven.
(…)
Verkennend asbest in bodem/puin onderzoek, d.d. 1 september 2011, Ecopart
(…) Conclusie deskundige (...)
De onderzoekslocatie beslaat een deel van de locatie welke wordt verkocht. Voor bodem is deels een onverdachte strategie gevolgd. Dit is gezien de halfverharding, puinbijmenging en aantreffen asbestverdacht materiaal NIET op zijn plaats. Hiervoor dient een meer passende onderzoeksstrategie en –inspanning te worden gekozen.
De aanwezigheid van asbestverdacht materiaal op het maaiveld, welke is aangegeven op tekening, is niet verwerkt/opgenomen in een rapport. Voorts zijn op basis van het verkennend onderzoek grondanalyses verricht, terwijl opgeschakeld had moeten worden naar een nader onderzoek om een uitspraak te doen over de aard, concentratie en omvang van de verontreiniging met asbest. (…) De resultaten geven op basis van de bevestiging van de aanwezigheid van asbest in de bodem aanleiding tot uitvoering van een nader onderzoek.
De bodem onder de asbesthoudende halfverharding is niet onderzocht, terwijl deze wel verdacht is in verband met de bovenliggende asbesthoudende laag.
Wat betreft het onderzoek van de halfverharding, geeft een deel van de aangetroffen concentraties/resultaten aanleiding tot uitvoering van nader onderzoek. Daarnaast wordt de hergebruiksnorm van 100 mg/kg ds overschreden bij het verkennend onderzoek. Mogelijk valt de erfverharding onder het “Besluit asbestwegen”. Hierin is opgenomen dat het verboden is een asbesthoudende weg voorhanden te hebben. Wanneer er meer dan 100 mg/kg gewogen in een weg zit is de eigenaar verplicht een melding te doen bij de Minister en maatregelen te nemen die strekken tot het tegengaan van blootstelling van de gebruikers van die weg aan asbest.
Het onderzoek levert een beperkte bijdrage aan de beantwoording van de door het hof gestelde vraag 1. Op basis van het onderzoek is wel vast te stellen dat sprake is van “enige” mate van verontreiniging/aanwezigheid met asbest in, zowel de bodem als de halfverharding/puin.
(…)
Schrijven Provincie Gelderland, d.d. 27 en 29 april 2009 en 15 september 2011
(…)
Brieven april 2009: uit de bevindingen en verstrekte gegevens is niet op te maken dat sprake is van een geval van (ernstige) bodemverontreiniging. Geadviseerd wordt aanvullend onderzoek uit te voeren om de verontreinigingssituatie met asbest vast te stellen.
Brief 25 september 2011: geconcludeerd is dat er vermoedelijk geen sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging met asbest. T.p.v. verontreinigde grond geen geschiktheid voor moes- of speeltuin.
Conclusie deskundige (...)
Bevindingen/conclusie uit april 2009 worden onderschreven. De conclusietrekking van sept. 2011 is naar onze mening niet juist gefundeerd. Een uitspraak dat er geen sprake is van ernstige bodemverontreiniging dient gebaseerd te zijn op een nader onderzoek.
(...)
Algemene conclusie deskundige:
Gezien de aangetroffen bodemvreemde bijmengingen en de historische activiteiten wordt de uitvoering van verkennend bodemonderzoek geadviseerd om een algemeen beeld te verkrijgen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem.
De reeds bevestigde aanwezigheid van asbest en indicatief bepaalde concentraties asbest in de bodem en halfverharding geven aanleiding voor uitvoering van nader asbest onderzoek. In de huidige situatie bestaat er ten aanzien van eventuele herinrichting van het terrein een beperking op het herschikken van de grond/puinstromen (stand-still beginsel).