In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat door de appellanten is ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Alkmaar. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. E.C.J. Ris, hebben een woning gekocht van de geïntimeerden, vertegenwoordigd door mr. N. Hollander. De koopovereenkomst werd ondertekend op 4 februari 2009 en de woning werd geleverd op 31 juli 2009. De appellanten stellen dat de woning non-conform is, omdat er asbesthoudende materialen zijn aangetroffen, wat niet was medegedeeld door de verkopers. De rechtbank heeft de vordering van de appellanten afgewezen, waarop zij in hoger beroep zijn gegaan.
De feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en zijn door het hof als uitgangspunt genomen. De appellanten vorderen een schadevergoeding van € 28.500,--, vermeerderd met rente en kosten, en stellen dat de verkopers hun mededelingsplicht hebben geschonden. De geïntimeerden betwisten dat zij bekend waren met de aanwezigheid van asbest en stellen dat de verklaring van de buren niet waarheidsgetrouw is.
Het hof oordeelt dat indien vast komt te staan dat de mededeling in de koopovereenkomst onjuist was, de vordering van de appellanten op grond van non-conformiteit of dwaling kans van slagen heeft. Het hof laat de appellanten toe tot bewijslevering en verwijst de zaak naar de rol om hen de gelegenheid te geven zich uit te laten over verhinderdata voor getuigenverhoren. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.