Uitspraak
25 november 1994.
Hoge Raad
In deze zaak heeft het Koninkrijk Marokko, eiser tot cassatie, beroep ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De Stichting Revalidatiecentrum De Trappenberg, verweerder in cassatie, had het Koninkrijk gedagvaard voor de Rechtbank te Amsterdam in verband met kosten van behandeling en verpleging van een dochter van een ambtenaar van het Koninkrijk. De Rechtbank verklaarde zich bevoegd, maar wees de vordering van De Trappenberg in 1986 af. Na hoger beroep bij het Gerechtshof, dat de vordering uiteindelijk toewijsde, heeft het Koninkrijk cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld met betrekking tot het beroep op immuniteit van jurisdictie door het Koninkrijk. De Hoge Raad oordeelde dat het Gerechtshof de immuniteit correct had beoordeeld en dat het Koninkrijk niet had aangetoond dat het zich op immuniteit had beroepen voor de gewijzigde grondslag van de vordering. De Hoge Raad verwierp het beroep en veroordeelde het Koninkrijk in de kosten van het geding in cassatie.