Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer rechtbank : C/10/589261 / HA ZA 20-20
1.De zaak in het kort
Marine Exclusive Zone(MEZ) van Irak. Nadat er een geschil was ontstaan tussen de contractspartijen, heeft de Iraakse marine gedurende een periode van bijna een jaar geweigerd om aan de schepen van Mammoet toestemming te verlenen de MEZ te verlaten. Mammoet is van mening dat Irak aldus onrechtmatig heeft gehandeld en vordert op die grond schadevergoeding. Irak heeft een beroep gedaan op immuniteit van jurisdictie.
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 25 mei 2021, waarmee Mammoet in hoger beroep is gekomen van het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van 31 maart 2021;
- de memorie van grieven van Mammoet;
- de memorie van antwoord van Irak.
3.Feiten
[naam schip].
[naam schip]lag op de bodem van de Perzische golf binnen de exclusieve economische zone van Irak en hinderde het scheepvaartverkeer van en naar de offshore installaties van de Al Basra Oil Terminal (hierna: ABOT). Het gebied rond ABOT is door Irak aangewezen als zogenoemde
Marine Exclusion Zone(hierna: de MEZ) in de zin van het UNCLOS-verdrag.
[naam schip]afgerond.
4.Procedure bij de rechtbank
- De Iraakse marine was belast met het toezicht op het scheepvaartverkeer vanuit en naar de MEZ. Het handelen van Irak waarover het in deze procedure gaat, betreft de blokkade door de Iraakse marine van schepen met bemanning en materieel van Mammoet in de MEZ.
- Welke vorm het toezicht van de marine ook aannam, in alle gevallen is sprake van handelingen die naar hun aard niet anders dan als typische overheidshandelingen kunnen worden beschouwd. Het gaat immers om het uitoefenen van overheidstoezicht op het verkeer in een afgebakend deel van de zee binnen de eigen exclusieve economische zone en om het zo nodig met geweld handhaven van de naleving van de instructies in het kader van dat toezicht. Dergelijk handelen geldt bij uitstek als het handelen van een soevereine staat.
- Dit wordt niet anders als de marine zou zijn ingezet in het belang van BOC in het kader van het conflict tussen BOC en Mammoet. Voor de beoordeling van het beroep op immuniteit gaat het immers niet om het doel van het handelen van Irak, maar om de aard van dit handelen.
- Anders dan Mammoet aanvoert, is het voor de beoordeling van het beroep op immuniteit niet van belang of het overheidshandelen plaatsvindt binnen de grenzen waarvoor de desbetreffende bevoegdheden zijn gegeven.
5.Beoordeling in hoger beroep
acta iure imperii), waarvoor immuniteit wordt toegekend, en rechtshandelingen die de vreemde staat op voet van gelijkheid met particulieren is aangegaan (
acta iure gestionis), waarvoor geen immuniteit wordt verleend.
engagesin a commercial transaction” gebruikt en niet “a State enters into a commercial transaction”. ‘To engage in’ zou een iets ruimer begrip kunnen zijn dan ‘to enter into’, waardoor het toepassingsgebied van art. 10 wellicht iets ruimer is dan op het eerste gezicht aan de orde lijkt te zijn. Echter veel speelruimte wordt op deze wijze niet gecreëerd. Daarbij komt dat in dit verband mede van belang is dat de (niet-authentieke) Nederlandse vertaling van de desbetreffende zinsnede is “[i]ndien een staat een commerciële transactie aangaat”, in plaats van (bijvoorbeeld) ‘betrokken is bij’ een commerciële transactie. Naar het oordeel van het hof moet dan ook worden geconcludeerd dat de gedragingen van Irak (kort gezegd: de weigering om toestemming te verlenen dat de schepen van Mammoet de MEZ verlaten) niet inhouden dat Irak ‘has
engagedin a commercial transaction’ met Mammoet.
commerciëleovereenkomst of een transactie. Art. 2 lid 2 van het VN-Verdrag bepaalt over het begrip ‘commercieel’ primair dat de
aardvan de transactie in aanmerking moet worden genomen bij het antwoord op de vraag of sprake is van een
commerciëletransactie. Het
doelvan de transactie is slechts van belang indien dat doel in de praktijk van de forumstaat (Nederland) relevant is om het niet-commerciële doel van de transactie vast te stellen. (Vgl. HR 25 november 1994, NJ 1995, 650 en HR 28 mei 1993, NJ 1994, 329, alsmede de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel tot goedkeuring van het VN-Verdrag).
acta iure imperii. Overeenkomstig het internationaal recht moet, volgens Mammoet, op autonome en objectieve wijze invulling worden gegeven aan het begrip ‘aard’ van de handeling. De omstandigheid dat Irak haar handelen beschouwt als ‘soeverein’, betekent nog niet dat dit naar maatstaven van internationaal recht ook het geval is, aldus Mammoet.
acta iuri imperiizijn.