Uitspraak
a, van die wet.
aen 4
cvan het middel bestreden.
behorente zijn, terwijl in het midden kan blijven in hoeverre ook dan grond aanwezig kan zijn om een overeenkomst wegens een verboden strekking nietig te achten.
a, 2
ben 2
cvan het middel gaan ervan uit dat de overeenkomsten wegens een verboden strekking nietig waren. Zij vallen het oordeel van het Hof aan dat de curator als gevolg van deze nietigheid op grond van onverschuldigde betaling vergoeding mocht verlangen ter zake van de werkzaamheden die door de door Bouwservice ter beschikking gestelde arbeidskrachten voor [eiseres 2] waren verricht.
ben 4
crichten zich tegen 's Hofs rechtsoverweging 11, waarin het Hof heeft geoordeeld dat [eiseres 2] op de door de curator tegen haar ingestelde vordering niet in mindering mag brengen de bedragen waarvoor zij ten gevolge van de toepassing van art. 16
aCoördinatiewet Sociale Verzekering jegens de Nieuwe Algemene Bedrijfsvereniging aansprakelijk is in verband met werknemersverzekeringspremies, die ter zake van de ingeleende arbeidskrachten verschuldigd zijn geworden.
28 juni 1991.