Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Bouwbedrijf [--] [YY],
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 22 augustus 2023 waarbij het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen heeft gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling na aanbrengen van 31 oktober 2023;
- de memorie van grieven tevens akte houdende producties, met producties;
- de memorie van antwoord tevens houdende producties, met producties;
- de akte uitlating producties van [XX] ;
- de antwoordakte van Bouwbedrijf [YY] .
6.De beoordeling
‘Zoals gisteren en zojuist telefonisch besproken houden we de volgende planning aan:Dinsdag 25 / woensdag 26 juni komen jullie alle zetwerken monteren.
‘Na herhaaldelijk van uw zijde toezeggingen te hebben ontvangen, zonder dat hier daadwerkelijk invulling aan werd gegeven, omtrent levering en uitvoering hebben we vandaag, met een vertraging van ruim 8 weken, onderstaande, dwingende afspraak. Onder geen beding mag hiervan nog worden afgeweken en de afspraak is een laatste sommatie om invulling te geven aan de contractueel overeengekomen verplichtingen. Morgen (26-6-2019) worden de zetstukken gemonteerd, deze week gereed. Dinsdag 2 juli 2019 vangt de rest van de werkzaamheden aan (zinklook dakplaten leveren en monteren). Deze werkzaamheden zullen in week 28- 2019 worden voltooid en opgeleverd, compleet en volledig. Ter goedkeuring van de bouwdirectie. Bij opnieuw in gebreke blijven van uw zijde behouden wij ons het recht voor het contract per direct te ontbinden en met een andere partij nadere afspraken te maken. Er is geen tijd meer om nog langer uitstel te kunnen toestaan.’
‘We houden jullie gewoon aan de opdracht. De materialen zijn in de fabriek speciaal op maat geproduceerd evenals het zetwerk wat op het werk al is geleverd. Zoals aangegeven komen de materialen a.s. dinsdag aan in Nederland en worden deze dinsdag of woensdag geleverd in
€ 19.602,-, vermeerderd met € 875,- aan buitengerechtelijke incassokosten. Bouwbedrijf [YY] heeft aan deze sommatie geen gehoor gegeven.
grief 1). Daarnaast heeft [XX] betoogd dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de overeenkomst door [persoon A] tussen partijen is ontbonden en dat de gestelde tekortkoming de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt (
grief 2). Verder heeft [XX] aangevoerd dat zij wel in de opgedragen bewijsopdracht is geslaagd en dat haar beroep op schuldeisersverzuim gegrond is (
grief 3 en grief 6). Ook is [XX] opgekomen tegen het oordeel van de kantonrechter dat het zetwerk pas kon worden geplaatst als de platen geleverd waren (
grief 4) en dat [XX] zich te laat zou hebben beroepen op het feit dat zij het zetwerk niet kon monteren vanwege werkzaamheden van de timmerman (
grief 5). Tot slot heeft [XX] aangevoerd dat zij ten onrechte is veroordeeld tot betaling van € 31.167,16 vermeerderd met de wettelijke rente en de proceskosten (
grief 7 en grief 8). [XX] heeft haar eis in hoger beroep gewijzigd en heeft gevorderd Bouwbedrijf [YY] te veroordelen tot betaling
primairvan € 20.477,- (60% van de aanneemsom) en
subsidiair€ 13.068,- (40% van de aanneemsom), vermeerderd met de wettelijke rente en met veroordeling van Bouwbedrijf [YY] in de proceskosten. Het hof merkt voorts op dat Bouwbedrijf [YY] niet is opgekomen tegen de gedeeltelijke afwijzing van haar vordering, zodat dit in hoger beroep niet meer voorligt.
‘Morgen (26-6-2019) worden de zetstukken gemonteerd, deze week gereed’.Uit de (op zich niet weersproken) inhoud van beide e-mails, als geciteerd onder 6.3. en 6.4, blijkt dat partijen zijn overeengekomen dat op dinsdag 25 juni 2019 en woensdag 26 juni 2019 het zetwerk zou worden gemonteerd. De in de e-mails genoemde data zijn fatale termijnen. Omstandigheden waaruit andere afspraken zouden volgen zijn door [XX] niet, althans onvoldoende, gesteld. [XX] heeft weliswaar betoogd dat zij tot het einde van zondag 30 juni 2019 de tijd had om het zetwerk te plaatsen, maar die afspraak volgt niet uit de genoemde e-mails. Al het zetwerk moest op 25 juni 2019 of 26 juni 2019 worden gemonteerd. Vaststaat dat [XX] zowel op 25 juni 2019 als op 26 juni 2019 in elk geval niet gestart is met het daadwerkelijk monteren van het zetwerk (en overigens evenmin in de dagen daarna). Dit had zij gelet op de gemaakte afspraak wel moeten doen. Het niet nakomen van die afspraak levert in beginsel een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst op die de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt.
‘We zijn gisteren zoals je weet in [plaats A] geweest. We hebben het zetwerk gelost. We konden helaas niet starten, omdat de houten latten en afplakken rondom de ramen, ondanks afspraak niet klaar was, dat geldt voor de hele gevel. Volgens mij was alles wel aanwezig maar er was nog niets aangebracht. Graag je reactie, we zijn in de buurt bezig op een andere klus, dus de jongens kunnen zo overspringen als jullie daarmee klaar zijn.’Bouwbedrijf [YY] heeft echter het bestaan en de ontvangst van deze e-mail betwist. Bovendien is het hof vooralsnog niet duidelijk hoe deze e-mail zich verhoudt tot de door [XX] op 28 juni 2019 verzonden e-mail. In die (latere) e-mail refereert [XX] niet aan de e-mail van 27 juni 2019, en ook wordt in de e-mail van 28 juni 2019 door [XX] niet herhaald dat het aan Bouwbedrijf [YY] te wijten is dat niet met het plaatsen van de zetwerken gestart kon worden. Verder heeft [XX] foto’s overgelegd waaruit zou blijken dat het aanbrengen van de zwarte latten niet klaar was om het zetwerk te kunnen plaatsen. De foto’s brengen echter niet het gehele pand in beeld. Bovendien heeft de getuige [persoon A] verklaard dat het zetwerk grotendeels gemonteerd kon worden en heeft de getuige [persoon D 2] (hierna: [persoon D 2]), uitvoerder bij Bouwbedrijf [YY] , verklaard dat uit de foto’s niet volgt dat het zetwerk niet gemonteerd kon worden. Verder heeft [persoon B] als getuige weliswaar verklaard dat hij ter plaatse heeft gesproken met [persoon A] en [persoon D 2], maar wat er is besproken heeft [XX] niet toegelicht. Bovendien heeft [persoon A] verklaard dat hij op 26 juni 2019 (juist) niet op het project ter plaatse was.
7.De uitspraak
uitsluitendbewijs door bewijsstukken wenst te leveren, die stukken op de roldatum van
29 april 2025het geding dienen te worden gebracht;
29 april 2025voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuigen in de periode juli tot en met oktober 2025;