ECLI:NL:HR:2012:BU9898
Hoge Raad
- Cassatie
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- C.E. Drion
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Wijziging van partneralimentatie met terugwerkende kracht en afstand van recht op terugvordering
In deze zaak gaat het om de wijziging van partneralimentatie met terugwerkende kracht en de vraag of de man afstand heeft gedaan van zijn recht op terugvordering van teveel betaalde alimentatie. De partijen, gewezen echtgenoten, hebben in hun echtscheidingsconvenant een niet-wijzigingsbeding opgenomen, waarin is bepaald dat de man € 1.920,-- per maand aan de vrouw zal betalen. Echter, door een wijziging van rechtswege op basis van artikel 1:402a BW, was het bedrag dat de man moest betalen op het moment van de echtscheidingsbeschikking € 2.085,66 per maand. De man verzocht om de alimentatie te verlagen naar € 500,-- per maand, wat de rechtbank toekende met ingang van 1 augustus 2009, omdat de vrouw vanaf dat moment rekening kon houden met een wijziging.
De vrouw was het niet eens met de ingangsdatum en stelde dat zij haar woonlasten niet met terugwerkende kracht kon aanpassen. De man verklaarde echter dat hij geen terugvordering van teveel betaalde alimentatie zou doen. Het hof bevestigde de beslissing van de rechtbank, maar de man stelde in cassatie dat het hof onterecht aannam dat hij afstand had gedaan van zijn recht op terugvordering, wat in strijd zou zijn met zijn stellingen. De Hoge Raad oordeelde dat er sprake was van een motiveringsgebrek, omdat de uitspraak van het hof steunde op een voorval ter zitting dat niet door het proces-verbaal werd bevestigd. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het vaststellen van ingangsdata voor alimentatiewijzigingen, vooral in situaties waar terugbetaling van teveel ontvangen bedragen aan de orde kan zijn. De Hoge Raad bevestigt dat rechters behoedzaam moeten omgaan met de bevoegdheid om wijzigingen met terugwerkende kracht in te laten gaan, om onredelijke gevolgen voor de onderhoudsgerechtigde te voorkomen.