ECLI:NL:GHSHE:2025:1842

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
200.333.767_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over geluidshinder in woning boven een supermarkt en de vraag of geluidsnormen zijn overschreden

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Aldi B.V. en een appartementseigenaar, hierna aangeduid als [geïntimeerde], over geluidshinder die de laatste ervaart als gevolg van de activiteiten van de supermarkt die zich onder zijn woning bevindt. [geïntimeerde] heeft Aldi aansprakelijk gesteld voor de geluidsoverlast en vordert schadevergoeding en maatregelen om de hinder te stoppen. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft in eerste aanleg geoordeeld dat Aldi onrechtmatige geluidshinder heeft veroorzaakt en heeft vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen, waaronder schadevergoeding en een verbod op het overschrijden van geluidsnormen. Aldi is in hoger beroep gegaan tegen deze uitspraak, waarbij zij tien grieven heeft ingediend. Het hof heeft de zaak behandeld en is voornemens een deskundige te benoemen om te onderzoeken of er nog steeds sprake is van overschrijding van geluidsnormen. Het hof overweegt dat de situatie ten tijde van de eindbeslissing doorslaggevend is en dat de voorgenomen werkzaamheden van Aldi om de geluidsoverlast te verminderen van belang zijn voor de beoordeling. Het hof houdt verdere beslissingen aan en verwijst de zaak naar de rol voor akte.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.333.767/01
arrest van 1 juli 2025
in de zaak van
Aldi [locatie] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante in principaal appel,
geïntimeerde in incidenteel appel,
hierna aan te duiden als Aldi ,
advocaat: mr. A.E. Klomp te Nijmegen,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in principaal appel,
appellant in incidenteel appel,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. T.M. Kools te Roosendaal.
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 12 december 2023 in het hoger beroep van de door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, onder zaaknummer C/02/400866 / HA ZA 22-438 gewezen vonnissen van 9 november 2022 en 16 augustus 2023.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 12 december 2023 waarbij het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen heeft gelast;
  • de bij H-16 formulier van 23 januari 2024 door [geïntimeerde] toegezonden producties 31 en 32, die bij de mondelinge behandeling na aanbrengen in het geding zijn gebracht;
  • de bij H-12 formulier van 2 februari 2024 door Aldi toegezonden productie 3, die bij de mondelinge behandeling na aanbrengen in het geding is gebracht;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling na aanbrengen;
  • de memorie van grieven met producties 4 t/m 13 van Aldi ;
  • de memorie van antwoord in principaal appel tevens houdende memorie van grieven in incidenteel appel en eiswijzing met producties 33 t/m 39 van [geïntimeerde] ;
  • de memorie van antwoord in incidenteel appel tevens reactie op eiswijziging met producties 14 t/m 16 van Aldi ;
  • de mondeling behandeling na memorie van antwoord van 24 maart 2025, waarbij partijen spreeknotities hebben overgelegd;
  • de bij H-12 formulier van 5 februari 2025 door [geïntimeerde] toegezonden producties 40a t/m 44, die bij de mondelinge behandeling in het geding zijn gebracht;
  • de bij H-12 formulier van 7 maart 2025 door Aldi toegezonden producties 17 t/m 21, die bij de mondelinge behandeling in het geding zijn gebracht;
  • de bij H-12 formulier van 19 maart 2025 door [geïntimeerde] toegezonden productie 45, die bij de mondelinge behandeling in het geding is gebracht.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg

6.De beoordeling

6.1.
Kern van de zaak
6.1.1.
[geïntimeerde] is eigenaar van een appartement in [plaats] . Aldi exploiteert een supermarkt in een pand onder het appartement van [geïntimeerde] . Volgens [geïntimeerde] is sprake van geluidsoverlast in zijn appartement als gevolg van de activiteiten van Aldi . Hij heeft deze procedure gestart om Aldi te verplichten de geluidsoverlast te staken. Ook vordert hij in deze procedure schadevergoeding en betaling van door hem gemaakte kosten als gevolg van de geluidsoverlast.
6.2.
De feiten
6.2.1.
In overweging 2.1. tot en met 2.15. van het vonnis van 16 augustus 2022 heeft de rechter in eerste aanleg vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Deze feiten zijn niet betwist en vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Voorts staan nog enkele andere feiten, als enerzijds voldoende gemotiveerd gesteld en anderzijds niet (voldoende gemotiveerd) betwist, tussen partijen vast. Het hof zal hierna een overzicht geven van deze feiten voor zover relevant in hoger beroep.
i. [geïntimeerde] is sinds 2015 eigenaar van een appartement aan de [adres] in [plaats] . [geïntimeerde] heeft dit appartement gekocht van A.V.V. Beheer B.V. (hierna: “AVV”).
Aldi exploiteert een supermarkt in een pand onder het appartement van [geïntimeerde] . Aldi huurt het pand van AVV. Aldi was reeds in het pand gevestigd op het moment dat [geïntimeerde] zijn woning kocht.
Op enig moment is [geïntimeerde] geluidsoverlast gaan ervaren en is een geschil ontstaan tussen [geïntimeerde] en Aldi over de vraag of sprake is van onrechtmatige hinder in de vorm van geluidsoverlast. In verband met dit geschil zijn door zowel [geïntimeerde] als AVV in de periode vanaf 2017 deskundigen ingeschakeld om - kort gezegd - geluidsmetingen te doen en te onderzoeken of sprake is van objectieve geluidshinder. [geïntimeerde] heeft hiervoor [[-]] audio & electronics engineering/SGaee (hierna: “ [[-]] ”) ingeschakeld en AVV [[xx]] Raadgevende Ingenieurs (hierna: “ [[xx]] ”). Zowel [[-]] als [[xx]] hebben in diverse rapporten geconcludeerd dat sprake is van geluidswaarden die uitkomen boven bepaalde normen en van geluidshinder door de koelinstallatie van Aldi .
[geïntimeerde] heeft Aldi bij brief van 14 januari 2020 aansprakelijk gesteld voor veroorzaakte (geluids-)hinder. Aldi heeft aansprakelijkheid afgewezen.
Op 24 maart 2021 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant het verzoek van [geïntimeerde] om een voorlopig deskundigenbericht te gelasten toegewezen. De rechtbank heeft [[ppp]] B.V. (hierna: “ [[ppp]] ”) benoemd tot deskundige. [[ppp]] heeft op 6, 7 en 30 september 2021 bemande geluidsmetingen in de woonkamer van [geïntimeerde] uitgevoerd en onbemande metingen in de slaapkamer en op het buitenterras van [geïntimeerde] . Op 13 januari 2022 heeft [[ppp]] haar rapport uitgebracht:
Op verzoek van de Regionale Uitvoeringsdienst Zeeland heeft [[ppp]] een onderzoek uitgevoerd naar de mogelijke reductie van de geluidniveaus vanwege Aldi . Over dit maatregelenonderzoek heeft [[ppp]] op 11 mei 2023 gerapporteerd. Na nieuwe geluidsmetingen is [[ppp]] tot de conclusie gekomen dat maatregelen noodzakelijk zijn. Deze maatregelen zijn de vervanging van de zwevende dekvloer in het magazijn, het aanbrengen van holle stootrubbers en randstroken om het aanstoten van muren te voorkomen, het ontkoppelen van het leidingwerk van de koelinstallatie zodat het leidingwerk niet meer star is verbonden met de gevel, wanden en het plafond, alsook het aanbrengen van adequate trillingsdempers.
Op 14 november 2023 heeft de gemeente Terneuzen een besluit genomen dat, kort gezegd en voor zover relevant, inhoudt dat Aldi de door [[ppp]] in het maatregelenonderzoek (zie onder vi. hiervoor) voorgestelde maatregelen moet treffen.
In opdracht van [geïntimeerde] heeft [[-]] in de periode van 26 september 2023 tot en met 11 januari 2024 geluidsmetingen uitgevoerd in de woning van [geïntimeerde] . De bevindingen van [[-]] zijn opgenomen in zijn rapport van 25 januari 2024.
[geïntimeerde] heeft naar aanleiding van het bestreden eindvonnis executiemaatregelen getroffen. Op 9 februari 2024 heeft de gerechtsdeurwaarder in opdracht van [geïntimeerde] de grosse van het eindvonnis (nogmaals) betekend alsook de ‘Specificatie overschrijdingen geluidswaarden zoals omschreven in artikel 2.17 Activiteitenbesluit en maximale geluidsnormen Vercammen-curve’ die behoort bij voornoemd rapport van [[-]] . De deurwaarder heeft Aldi bevolen om het bedrag van € 108.000,- te betalen, vermeerderd met € 148,03 aan kosten.
Door Aldi is vervolgens een executiegeschil aanhangig gemaakt. De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 16 april 2024 de vorderingen van Aldi afgewezen en Aldi veroordeeld in de proceskosten (zaaknummer C/02/419848/ KG ZA 24-105). Aldi is tegen het vonnis van de voorzieningenrechter in hoger beroep gegaan. Bij arrest van dit hof van 26 november 2024 (zaaknummer 200.341.532/01) is het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd.
6.3.
De procedure in eerste aanleg
6.3.1.
In de onderhavige procedure heeft [geïntimeerde] in eerste aanleg gevorderd te verklaren voor recht dat Aldi onrechtmatige geluidshinder heeft toegebracht aan hem, Aldi te veroordelen tot betaling van (materiële en immateriële) schadevergoeding en kosten, alsook Aldi te verbieden de geluidwaarden zoals omschreven in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit en conform de NSG-richtlijn en de Vercammen-curve te overschrijden (op verbeurte van dwangsommen).
6.3.2.
Aldi heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
6.3.3.
Hetgeen partijen aan hun vorderingen en verweren ten grondslag hebben gelegd, zal voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
6.3.4.
Bij het bestreden eindvonnis van 16 augustus 2023, hersteld bij vonnis van 4 oktober 2023, heeft – zakelijk weergegeven – de rechtbank voor recht verklaard dat Aldi onrechtmatige geluidshinder heeft toegebracht aan [geïntimeerde] , zijn de vorderingen van [geïntimeerde] uit hoofde van schadevergoeding deels toegewezen (aan woongenotderving een bedrag van € 100,00 per maand van 2015 tot 2023 vermeerderd met rente en uit hoofde van immateriële schadevergoeding een bedrag van € 5.000,00), is het Aldi verboden om maximale geluidsnormen van het Activiteitenbesluit (overdag) en de Vercammencurve te overschrijden op straffe van een dwangsom (van € 1.500,00 per norm per (gedeelte van een) dag dat Aldi hier niet aan voldoet met een maximum van € 100.000,00). Aldi is daarbij veroordeeld in de buitengerechtelijke kosten, de proceskosten en de kosten van het voorlopige deskundigenbericht. De rechtbank heeft voormelde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
6.4.
De procedure in hoger beroep
in principaal hoger beroep
6.4.1.
Aldi heeft in principaal hoger beroep tien grieven aangevoerd. Aldi heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden eindvonnis en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van [geïntimeerde] met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
6.4.2.
[geïntimeerde] heeft in principaal appel gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van Aldi , althans tot ongegrondverklaring van de grieven en tot bekrachtiging van het bestreden eindvonnis (naar het hof begrijpt voor zover niet bestreden in incidenteel appel) en tot veroordeling van Aldi in de proceskosten.
in incidenteel hoger beroep
6.4.3.
[geïntimeerde] heeft in incidenteel hoger beroep twee grieven aangevoerd. [geïntimeerde] heeft in hoger beroep zijn eis vermeerderd, in de zin dat de termijn waarover het gevorderde bedrag aan materiële schadevergoeding dient te worden betaald wordt verlengd tot en met de datum van het arrest voorts met inachtneming van een hoger maandbedrag (van € 682,50 per maand in plaats van € 100,00), alsook dat het bedrag aan te verbeuren dwangsommen wordt verhoogd tot € 2.500,00 per overtreding met een maximum van € 250.000,00. [geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het (herstelde) eindvonnis voor zover zijn vorderingen zijn afgewezen en het alsnog toewijzen van zijn (gewijzigde) vorderingen en voor het overige tot bekrachtiging van het (herstelde) eindvonnis, met veroordeling van Aldi in de proceskosten.
6.4.4.
Aldi heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [geïntimeerde] in, althans tot ongegrondverklaring van de grieven van [geïntimeerde] in het incidenteel hoger beroep, en tot veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
in principaal en incidenteel hoger beroep
6.4.5.
Hetgeen partijen aan hun vorderingen en verweren in principaal en incidenteel hoger beroep ten grondslag hebben gelegd, zal voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
6.5.
Onrechtmatige geluidshinder?
6.5.1.
Met grief I tot en met VIII in principaal appel weerspreekt Aldi dat sprake is van onrechtmatige hinder, dan wel dat sprake is van door [geïntimeerde] geleden schade als gevolg van het geluid ter plaatse. Deze grieven strekken tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van [geïntimeerde] inhoudende een verbod tot overschrijding van geluidsnormen (en de daarbij gevorderde dwangsommen) en tot vergoeding van door hem geleden schade.
Met grief I betoogt Aldi dat met overschrijding van publieke (geluids)normen niet ook onrechtmatige hinder vaststaat. Met grief II voert Aldi aan dat het aansluiten bij de Vercammencurve, zoals de gerechtelijke deskundige heeft gedaan, geen wettelijke grondslag heeft voor de vaststelling van hinder en dat niet iedere overschrijding van die curve meebrengt dat sprake is van onrechtmatige hinder. Met grief III wordt door Aldi betwist dat de door [geïntimeerde] gestelde hinder deels te objectiveren is en dat sprake is van onrechtmatige hinder. Dit, omdat [geïntimeerde] zich louter op overschrijding van normen beroept en geen verdere omstandigheden van het geval stelt, terwijl daarmee wel rekening moet worden gehouden. Ook wordt met deze grief aangevoerd dat [geïntimeerde] de vermeende schade onvoldoende heeft onderbouwd: er is sprake van een normale (vergunde) bedrijfsvoering door Aldi en het causaal verband tussen het geluid en de gepercipieerde schade is niet onderbouwd. Met grief IV betoogt Aldi dat [geïntimeerde] reeds zeven jaar ter plaatse woont en daarmee de hinder niet zodanig is dat het ter plekke woonachtig zijn niet mogelijk is, en dat andere bewoners geen last van het geluid ondervinden. Voorts vervult Aldi een maatschappelijke functie, zodat [geïntimeerde] enige mate van hinder dient te accepteren (6:168 BW). Met grief V voert Aldi aan dat zij in 2019 adequate maatregelen heeft getroffen om hinder te voorkomen en vervolgens nog eens na het bestreden eindvonnis. Grief VI is gericht tegen de opgelegde verboden tot overschrijding van de in het vonnis omschreven geluidsnormen (en dwangsommen), grief VII tegen de veroordelingen tot betaling van materiële schadevergoeding en grief VIII tegen die tot betaling van immateriële schadevergoeding.
6.5.2.
Het hof stelt het volgende voorop. Artikel 5:37 BW bepaalt dat de eigenaar van een erf niet in een mate of op een wijze die volgens art. 6:162 BW onrechtmatig is, aan eigenaars van andere erven hinder mag toebrengen, zoals door het verspreiden van rumoer en trillingen. Of het veroorzaken van hinder onrechtmatig is, is volgens vaste rechtspraak afhankelijk van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waaronder de plaatselijke omstandigheden (HR 3 mei 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0235). Daarbij is het beschikken over of juist het ontbreken van een publiekrechtelijk vereiste vergunning niet zonder meer bepalend voor het antwoord op de vraag of jegens een bepaalde derde sprake is geweest van onrechtmatige hinder (zie onder meer HR 21 oktober 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT8823, HR 2 september 2011 ECLI:NL:HR:2011:BQ5099 en HR 16 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1106). Voor het antwoord op de vraag of het toebrengen van hinder onrechtmatig is, is mede van belang of degene die zich beklaagt over hinder, zich ter plaatse heeft gevestigd vóór dan wel ná het tijdstip waarop de hinder veroorzakende activiteiten een aanvang hebben genomen. In het laatste geval zal hij een zekere mate van hinder eerder hebben te dulden (HR 18 september 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2704). Indien sprake is van niet vastgestelde wettelijke normen voor hinder, mogen voor de feitelijke vaststelling van overlast objectieve criteria (analogisch) worden toegepast (HR 13 april 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1058).
6.5.3.
Op grond van de bevindingen van gerechtelijke deskundige [[ppp]] (zie hiervoor 6.2.1. onder v.) is sprake van objectivering van de door [geïntimeerde] ondervonden geluidsoverlast. [[ppp]] heeft immers met inachtneming van het Activiteitenbesluit milieubeheer betreffende activiteiten van de supermarkt in september 2021 overschrijding van de maximaal toelaatbare geluidsnormen (piekgeluiden) gedurende de dag geregistreerd alsook overschrijdingen van de geluidsnormen van het Bouwbesluit 2012 en de Vercammencurve met betrekking tot het installatiegeluid van de koelcompressoren (gedurende de dag en de nacht).
6.5.4.
Tussen partijen is in geschil of deze objectivering met zich brengt dat sprake was en is van onrechtmatige hinder: dit volgt uit de in rov. 6.5.1. vermelde grieven van Aldi en het verweer daartegen van [geïntimeerde] . Aldi betwist dat door [[ppp]] de juiste normen in acht zijn genomen bij de vaststelling van de overlast als gevolg van het installatiegeluid. De geluidsnormen uit het Bouwbesluit 2012 en de Vercammencurve zijn volgens haar
in casuniet van toepassing: er is geen sprake van een nieuw- of verbouwsituatie daterend van ná 1 april 2021 en de Vercammencurve is niet publiekrechtelijk vastgesteld. Verder betwist Aldi dat voor zover de overschrijdingen leiden tot geluidsoverlast, sprake is van onrechtmatige hinder. [geïntimeerde] dient volgens haar enige hinder te dulden. Daarnaast zijn door haar maatregelen getroffen ter opheffing van de ervaren overlast.
Aldi heeft voorts ter zitting bij het hof toegelicht voornemens te zijn nadere maatregelen te treffen . De koelinstallatie zal worden verplaatst naar een verder van de woning van [geïntimeerde] gelegen locatie. De voorbereidingen voor de daarmee samenhangende werkzaamheden zijn in volle gang, de uitvoering volgt als de benodigde publiekrechtelijke toestemmingen zijn verkregen. Vermoedelijk zullen daarmee enkele maanden gemoeid zijn en zal het werk in juni 2025 worden uitgevoerd, zo heeft Aldi meegedeeld. Het hof overweegt dat deze toelichting in het verlengde ligt van grief III van Aldi waarin zij betoogt dat de door haar getroffen maatregelen relevant zijn voor de beoordeling of sprake is van onrechtmatige hinder. [geïntimeerde] heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze nieuwe stelling en zelfs de verwachting uitgesproken dat deze maatregel voor hem positief zal uitpakken. Het hof betrekt de stelling van Aldi daarom in de beoordeling.
onderzoek of nog steeds sprake is van overschrijding van geluidsnormen: voorgenomen deskundigenbenoeming
6.5.5.
Op basis van de in het dossier beschikbare metingen – in het verleden – kan het hof niet vaststellen dat – nadere maatregelen door Aldi zijn getroffen waaronder ook de aanpassing van de winkelvloer en de verplaatsing van de koelinstallatie – (nog steeds) sprake is van overschrijding van de Vercammencurve en/of wettelijke toepasselijke geluidsnormen.
Het hof is daarom voornemens een deskundige te benoemen om vast te stellen of nog sprake is van overschrijding van enige toepasselijke geluidsnorm door het uitvoeren van metingen met inachtneming van de meetmethodiek die algemeen aanvaard is bij de registratie van geluidshinder (dat wil zeggen aan de hand van de Handreiking meten en rekenen Industrielawaai: “HRMI”). Indien nog van enige overschrijding sprake blijkt te zijn, zal het hof op grond van alle omstandigheden van het geval beoordelen of sprake is van door Aldi veroorzaakte onrechtmatige hinder.
Het hof is voornemens de deskundige de volgende vragen voor te leggen:
I. Is er, gemeten aan de hand van de HRMI, sprake van een overschrijding van de (al dan
niet wettelijke) toepasselijke geluidsnormen ter plaatse van de woning aan de [adres] te [plaats] als gevolg van de exploitatie van de Aldi -supermarkt?
II. Zo ja, in welke mate is sprake van een overschrijding, wat is de oorzaak van de
overschrijding en welke maatregelen zouden de overschrijding wegnemen?
6.5.6.
Gelet op het voorgaande volgt het hof Aldi niet in haar betoog dat het Bouwbesluit 2012 en de Vercammencurve niet als uitgangspunt kunnen worden genomen voor de vaststelling van hinder. Op grond van vaste rechtspraak (zie rov. 6.5.2. hiervoor) is het al dan niet voldoen aan publiekrechtelijke normen niet doorslaggevend voor de vaststelling van hinder, maar dienen de omstandigheden van het geval te worden meegenomen bij die vaststelling (waaronder de aard, ernst en duur van de hinder). Ook blijkt daaruit dat bij gebrek aan vigerende publiekrechtelijke normen, bij vaststelling van hinder kan worden aangesloten bij andere objectieve criteria al dan niet voortvloeiende uit nadien geldende wet- en regelgeving (naar analogie).
6.5.7.
Het hof geeft partijen in overweging de eerder in deze procedure geconsulteerde gerechtelijke deskundige [[ppp]] te laten benoemen.
6.5.8.
Het hof wijst partijen er voorts op dat in dit hoger beroep
ex nuncwordt beoordeeld of sprake is van onrechtmatige hinder en zo ja, of en in hoeverre de deels gewijzigde vorderingen van [geïntimeerde] toewijsbaar zijn (HR 3 september 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1050). Daarmee is de situatie ten tijde van de door het hof te geven eindbeslissing doorslaggevend. Voor de beslissing of het opleggen van een verbod tot het overschrijden van geluidsnormen aan de orde is en of als prikkel voor nakoming een dwangsom dient te worden opgelegd, zijn naar het voorlopige oordeel van het hof, zo volgt ook uit rov. 6.5.5., de voorziene werkzaamheden ter verplaatsing van de koelcompressoren ter plaatse van belang. Het hof acht het immers voorshands, mede naar aanleiding van de bespreking hierover met partijen ter zitting, niet onaannemelijk dat ná de uitvoering van voornoemde werkzaamheden geen sprake (meer) zal zijn van ervaren geluidsoverlast wegens de koelcompressoren. Het hof acht het daarmee opportuun dat de uit te voeren nieuwe metingen (in elk geval) plaatsvinden ná de uitvoering van de aangekondigde werkzaamheden.
6.5.9.
Het hof zal partijen de gelegenheid bieden zich bij akte uit te laten over (i) het voornemen van het hof een deskundige te benoemen, (ii) de door het hof voorgestelde vragen en (iii) de deskundigheid en – bij voorkeur eensluidend – de persoon van de te benoemen deskundige(n), het hof verwijst daarbij naar hetgeen in rov. 6.5.7. is overwogen.
Daartoe zal het hof de zaak verwijzen naar de rol van 29 juli 2025.
6.5.10.
Het hof is voornemens de kosten van de deskundige(n) voorshands ten laste van [geïntimeerde] te brengen.
dwangsommen
6.5.11.
Met betrekking tot de dwangsommen in geschil, dient onderscheid te worden gemaakt tussen (i) de vraag of t het hof in hoger beroep (eventueel) bij eindarrest opnieuw dwangsommen zal opleggen (beoordeling van de gewijzigde vordering van [geïntimeerde]
ex nunc) en (ii) de vraag of de door de rechtbank opgelegde dwangsommen passend en geboden zijn (beoordeling
ex tunc).
Ad (i): beslissing over oplegging verboden (al dan niet met dwangsommen) wordt aangehouden
6.5.12.
Het hof verwijst naar rov. 6.5.8. hiervoor: de beslissing omtrent het (opnieuw) opleggen van verboden al dan niet met oplegging van dwangsommen is nu nog niet te nemen en wordt aangehouden.
Overigens is naar voorlopig oordeel van het hof de hoogte van de door de rechtbank opgelegde dwangsommen, zowel per overtreding van de tot uitgangspunt genomen normen en dagdelen als de maximumbedragen, uitzonderlijk hoog. Indien en voor zover in hoger beroep het opleggen van verboden en dwangsommen aan de orde is, ligt het in de rede dat de beslissing van het hof te zijner tijd bij eindarrest aanmerkelijk zal afwijken van de beslissing van de rechtbank. Het hof gaat daar hierna onder rov. 6.5.14 verder op in.
Ad (ii): het hof gaat niet over de vraag of er dwangsommen zijn verbeurd
6.5.13.
De vraag of Aldi (de reeds betaalde) dwangsommen daadwerkelijk heeft verbeurd (en of in het verleden sprake is van overschrijdingen van de geluidsnormen die inbreuken hebben opgeleverd van de verboden in het bestreden eindvonnis), ligt niet aan dit hof ter beoordeling voor. De vraag of de dwangsommen zijn verbeurd (en tot welk bedrag) dient immers door de executierechter te worden beantwoord. Daartoe dient Aldi indien dat nodig is een bodemprocedure te starten.
aanpassing in hoger beroep van de hoogte van in eerste aanleg opgelegde dwangsommen mogelijk: ook voor zover deze zien op het verleden
6.5.14.
Wel is het zo dat Aldi en [geïntimeerde] een rechtens te respecteren belang hebben bij de vaststelling van hun rechten en verplichtingen in de periode tussen het bestreden eindvonnis in eerste aanleg en de beslissing in hoger beroep. [geïntimeerde] heeft immers de veroordeling tot verbeurte van dwangsommen ten uitvoer gelegd. Het belang van partijen bij een beoordeling
ex tuncis gelegen in verband met de vraag of over de inmiddels verstreken periode dwangsommen verschuldigd zijn geworden. Bij een volledige vernietiging van de veroordeling in eerste aanleg, in het geval ten tijde van het eindarrest van het hof als gevolg van gewijzigde omstandigheden de vorderingen van [geïntimeerde] niet meer toewijsbaar blijken te zijn, zijn de dwangsommen, als gevolg van het karakter van de vernietiging, (achteraf) niet verschuldigd. Dat gevolg is naar het oordeel van het hof echter niet gerechtvaardigd wanneer de in eerste aanleg gegeven veroordeling op dat moment wel gerechtvaardigd was, maar op grond van later ingetreden omstandigheden niet meer. De dwangsom zou bij dit gevolg van zijn effectiviteit beroofd worden en het gezag van rechterlijke uitspraken zou worden ondermijnd. Om die reden dient in een dergelijk geval tevens te worden beoordeeld of de veroordeling op straffe van een dwangsom ten tijde van het vonnis in eerste aanleg gerechtvaardigd was. Indien dat het geval is, dient tevens te worden beoordeeld of de in eerste aanleg opgelegde dwangsom niet te hoog is (HR 4 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1530). Het hof ziet aanleiding hierover voorshands het volgende te overwegen.
voorshands oordeel: onrechtmatige hinder door de koelinstallatie
6.5.15.
Gelet op de bevindingen van gerechtelijke deskundige [[ppp]] en die van de nadien door [geïntimeerde] ingeschakelde deskundigen, opgetekend in de in deze procedure overgelegde metingen en rapportages, is de ervaren geluidsoverlast voor zover die afkomstig is van de koelinstallatie ten tijde van het bestreden vonnis objectiveerbaar. Dat blijkt in elk geval uit de geregistreerde overschrijdingen van de Vercammencurve. Door [geïntimeerde] is voorts in zijn processtukken en ter zitting voldoende gemotiveerd onderbouwd dat sprake is van naar zijn aard als serieus te duiden geluidsoverlast als gevolg van de koelinstallatie: er is sprake is van continu van de koelinstallatie afkomstige trilling op de gevel die goed hoorbaar is in de zich daarboven bevindende ruimten van zijn woning, hetgeen leidt tot het doorlopend trillen van meubels zoals de eettafel en nachtkastjes. [geïntimeerde] slaapt met oordoppen in en omschrijft het geluid als: “
het klinkt alsof je op een cruiseboot zit, qua geluid van de motoren.” De ervaren overlast brengt volgens hem een ernstige beknotting van zijn woongenot met zich: vooral in de nacht door de immer aanhoudende tonale bromtoon. Tegenover deze gemotiveerde onderbouwing door [geïntimeerde] van de aard en omvang van de ervaren hinder, volstaat Aldi in hoger beroep met de betwisting dat het geluid afkomstig van de koelinstallatie tot onrechtmatige hinder leidt. Zij heeft geen contra-expertiserapport overgelegd waaruit zou blijken dat de Vercammencurve niet wordt overschreden. Evenmin is door haar gemotiveerd weersproken dat voornoemde norm niet de in de praktijk gangbare methode is voor meting van laagfrequent trillingsgeluid. Dat voornoemde norm niet publiekrechtelijk is vastgesteld, zoals Aldi betoogt, is daartoe onvoldoende. De omstandigheden dat Aldi een supermarkt exploiteert waarbij enig geluid te dulden is en dat Aldi de supermarkt al exploiteerde voordat [geïntimeerde] de bovenwoning betrok leggen onvoldoende gewicht in de schaal om de geluidshinder als gevolg van de koelinstallatie, gelet op aard en ernst ervan, niet onrechtmatig te achten, voor zover het de nacht betreft. Het hof neemt ook in aanmerking dat het treffen van maatregelen mogelijk is. Dat brengt met zich dat naar het voorshandse oordeel van het hof door Aldi onvoldoende is weersproken dat ten tijde van het bestreden vonnis met betrekking tot de koelinstallatie sprake was van onrechtmatige hinder.
voorshands oordeel: geen sprake van onrechtmatige hinder overdag
6.5.16.
Het hof acht voorshands niet aannemelijk gemaakt dat overdag sprake is van onrechtmatige hinder, zodat een verbod zich naar het voorlopige oordeel van het hof dient te beperken tot de nacht. Voorts acht het hof voorlopig oordelend de door de rechtbank opgelegde dwangsom van € 1.500,00 per (gedeelte van de) dag dat het verbod wordt overschreden, té hoog. Daartoe overweegt het hof het volgende.
Het hof acht de door [geïntimeerde] overgelegde rapporten en metingen met betrekking tot de overschrijding van de normen uit het Activiteitenbesluit onvoldoende: deze bieden geen aanknopingspunten om aan te nemen dat sprake is van onrechtmatige hinder als gevolg van de exploitatie van de supermarkt. Uit de rapportages van [[ppp]] blijkt dat overschrijdingen van het maximaal toegestane geluidsniveau voortvloeiend uit het Activiteitenbesluit milieubeheer zijn gemeten, maar de lengte en intensiteit (aantal dB’s) van die overschrijdingen zijn gering:
  • [[ppp]] heeft op 7 september 2021 een paar uur (16:30 tot na sluitingstijd) gemeten en heeft toen om 16:43 uur 58 dB(A) heeft gemeten terwijl hij een val of stootgeluid uit de supermarkt hoorde, en om 17:11 uur 59 dB(A) gemeten, maar toen was niet duidelijk of het uit de supermarkt kwam, en
  • [[ppp]] heeft op 30 september 2021 bijna een hele dag (vanaf 10:15 uur tot na sluitingstijd) gemeten en heeft toen om 13:11 uur 61 dB(A) gemeten en om 16:29 uur 58 à 59 dB(A) gemeten, die allebei aan de supermarkt toe te schrijven vielen, en heeft om 12:50 uur 59 dB(A) gemeten, maar toen was weer niet zeker of het aan de supermarkt viel toe te schrijven.
Deze geringe overschrijdingen van het Activiteitenbesluit milieubeheer, die allemaal overdag zijn gemeten, maken naar het voorlopige oordeel van het hof dat de aard en ernst van dit geluid te gering is om het oordeel te rechtvaardigen dat sprake is van onrechtmatige hinder. Het hof betrekt daarbij dat van overschrijding van een langtijdgemiddelde beoordelingsniveau uit voornoemd besluit geen sprake is. Het komt het hof voor dat [geïntimeerde] als bewoner van een woning gelegen boven een supermarkt enige vorm van hinder dient te duchten tijdens openingsuren van de supermarkt nu hij de woning heeft gekocht wetende dat in de daaronder gelegen ruimte een supermarkt wordt geëxploiteerd.
Uit het voorgaande volgt dat het hof voorshands van oordeel is dat het door de rechtbank opgelegde verbod te ruim is en de opgelegde dwangsom aanmerkelijk te hoog. Het hof merkt daarbij op dat het leeuwendeel van de volgens [geïntimeerde] verbeurde dwangsommen ziet op overtreding van het Activiteitenbesluit milieubeheer.
immateriële schadevergoeding
6.5.17.
Het hof verwijst naar rov. 6.5.6. hiervoor. Voor zover in deze procedure (definitief) vast zou komen te staan dat sprake is van onrechtmatige hinder als gevolg van geluidsoverlast afkomstig van de koelinstallatie, komt het hof tot de conclusie dat [geïntimeerde] geen recht heeft op vergoeding van immateriële schade. Daartoe acht het hof het volgende redengevend.
6.5.18.
Het hof stelt voorop dat als de schade die het gevolg is van een onrechtmatige daad nadeel omvat dat niet in vermogensschade bestaat, de benadeelde ingevolge art. 6:106 lid 1, aanhef en onder b, BW recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien hij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van de in art. 6:106 lid 1, onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze is in ieder geval sprake indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld (vgl. HR 23 januari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2551, rov. 3.4).
Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106 lid 1, onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze sprake is (vgl. Parl. Gesch. Boek 6, p. 379 en p. 380).
HR 29 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW1519 (Blauw oog) moet ook aldus worden verstaan.
In beginsel zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. In voorkomend geval kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. In HR 9 juli 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO7721 (Oudejaarsrellen) was die aantasting gelegen in de gevoelens van angst, onveiligheid en onzekerheid met betrekking tot het lijf en goed van de benadeelden die een aantal uren in hun woning in een zeer bedreigende situatie verkeerden, terwijl een reactie op hun verzoek om hulp en bijstand van de politie uitbleef. En in HR 18 maart 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR5213 (Wrongful life) bestond die aantasting in de ernstige inbreuk op het zelfbeschikkingsrecht van de moeder waardoor zij niet ervoor heeft kunnen kiezen de geboorte van een zwaar gehandicapt kind te voorkomen.
Van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in art. 6:106 lid 1, onder b, BW, is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht.
6.5.19.
Geestelijk letsel kan onder omstandigheden worden aangemerkt als een aantasting in de persoon in de zin van artikel 6:106 BW. [geïntimeerde] heeft echter ook in hoger beroep geen medische rapportage of andere gegevens overgelegd aan de hand waarvan naar objectieve maatstaven kan worden vastgesteld dat sprake is van geestelijk letsel. De door [geïntimeerde] gestelde gevolgen van de normschending door Aldi te weten stress, psychisch onbehagen en slaaptekort zijn verder onvoldoende onderbouwd om de conclusie te kunnen dragen dat sprake is van een dergelijke aantasting in de persoon. [geïntimeerde] heeft evenmin voldoende gesteld om de conclusie te rechtvaardigen dat
in casuvoor een vergoeding van zijn immateriële schade geen geestelijk letsel is vereist, vanwege de bijzondere ernst van de normschending in combinatie met de gevolgen daarvan voor hem. Aan bewijslevering komt het hof niet toe.
Het voorgaande brengt mee dat [geïntimeerde] , indien het hof te zijner tijd tot het oordeel komt dat Aldi onrechtmatige hinder veroorzaakt, geen recht heeft op vergoeding van immateriële schade en het hof bij eindarrest het bestreden eindvonnis op dat punt zal vernietigen. Grief 8 in principaal appel van Aldi slaagt in zoverre.
materiële schadevergoeding
6.5.20.
Met betrekking tot de vordering van [geïntimeerde] uit hoofde van materiële schadevergoeding stelt het hof voorop dat, voor zover sprake is van onrechtmatige hinder, naar billijkheid dient te worden vastgesteld welke vermogensschade [geïntimeerde] lijdt als gevolg daarvan.
6.5.21.
Het hof overweegt dat voor de vaststelling van de schade in dit geval niet kan worden aangeknoopt bij de richtlijn van de Hoge Raad voor afhandeling van
de aardbevingsschade in Groningen (ECLI:NL:HR:2019:1278). De uitgangspunten die worden gehanteerd bij de vaststelling van schade in dat geval, zijn niet van toepassing op de onderhavige casus. Naar zijn aard is de ervaren geluidshinder niet vergelijkbaar met trillinghinder of schade veroorzaakt aan woningen door trilling zoals bestreken door voornoemde uitgangspunten voor de berekening van aardbevingsschade van de Hoge Raad. Dat de geluidsoverlast
in casumede wordt veroorzaakt door trilling van de koelinstallatie maakt het voorgaande niet anders.
6.5.22.
Voorlopig oordelend acht het hof het aannemelijk dat de ervaren geluidsoverlast vanwege de koelcompressoren gedurende de nacht ten tijde van het bestreden eindvonnis kwalificeert als onrechtmatige hinder. Naar voorlopig oordeel van het hof, is het door de rechtbank gehanteerde naar billijkheid begrote bedrag voor de vaststelling van de vermogensschade als gevolg van de langdurige derving van het woongenot van [geïntimeerde] , indien het hof te zijner tijd definitief tot het oordeel komt dat Aldi gedurende de nacht onrechtmatige hinder veroorzaakte en ook indien het hof ten tijde van het eindarrest oordeelt dat dit nog steeds het geval is verder juist. Het hof acht voorshands voor de vaststelling van woongenotderving in de nacht een bedrag van € 100,00 per maand een passend aanknopingspunt.
Ten slotte
6.5.23.
Het hof doet partijen gelet op al de voorgaande overwegingen (nogmaals) de suggestie met elkaar in overleg te treden om een minnelijke regeling te treffen en de lopende procedure(s) te beëindigen. Het hof zal gelet op hetgeen is overwogen in rov. 6.5.9. iedere verdere beslissing aanhouden.

7.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 29 juli 2025 voor akte aan de zijde van Aldi met de hiervoor in rov. 6.5.9. vermelde doeleinden, waarna [geïntimeerde] in de gelegenheid zal worden gesteld hierop bij antwoordakte te reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Z.D. van Heesen-Laclé, P.W.A. van Geloven en N.A.J. Purcell en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 1 juli 2025.
griffier rolraadsheer