Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil en conclusies van partijen
4.Gronden
.Het verschil tussen de in de echtscheidingsconvenant genoemde bruto partneralimentatie van € 366,98 per maand en de tussen partijen overeengekomen “netto” partneralimentatie van € 212,90 per maand drukt niet op belanghebbende, hetgeen wel een voorwaarde [1] is voor de persoonsgebonden aftrek. Met andere woorden: omdat belanghebbende feitelijk nooit € 366,98 per maand aan de ex-partner heeft betaald en deze dat bedrag ook nimmer heeft ontvangen, kan belanghebbende dat bedrag niet als persoonsgebonden kosten in aftrek nemen. Alleen het door de ex-partner aan de belanghebbende verschuldigde bedrag van € 167,83 aan kinderalimentatie, dat partijen hebben verrekend met de partneralimentatie, is als gevolg van die verrekening voor belanghebbende aftrekbaar [2] , alsmede het bedrag van € 45 per maand aan partneralimentatie dat belanghebbende op de kindrekening heeft gestort. De overige bedragen die belanghebbende in 2015 op de kindrekening heeft gestort – waarvan belanghebbende ter zitting bij het hof heeft gesteld dat hij daartoe op grond van de gemaakte afspraken niet toe verplicht was, maar desalniettemin toch heeft gedaan – kwalificeren niet als partneralimentatie en zijn om die reden niet als uitgaven voor onderhoudsverplichtingen aftrekbaar.
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- verklaart het tegen de uitspraak op bezwaar bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de navorderingsaanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.030;
- vermindert de beschikking belastingrente evenredig;
- bepaalt dat de inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht voor de behandeling van het beroep bij de rechtbank en het hoger beroep bij het hof van, in totaal, € 185 vergoedt;
- veroordeelt de inspecteur in de kosten van het bezwaar van € 647;
- veroordeelt de inspecteur in de kosten van het geding bij de rechtbank en het hof van € 3.928,54.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).