Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
- Gedroogde hennep (ca. 3,4 kilogram).
- Henneptoppen (ca. 36 gram).
- Hasj (ca. 122 gram).
- Plastic zakken met daarin € 546.000 aan contant geld, aangetroffen op de dakkapel van de woning van belanghebbende.
I, [zus] , hereby declare that 1 handed over TL 2.000.000,00, which is the inheritance amount having been inherited from our mother [moeder] to us (the portion belonging to [zus] and [broer] ) to my brother [broer] in cash (by hand) on 05.09.2010."
toekwam?
3.Geschil en conclusies van partijen
4.Gronden
heeft de Hoge Raad het volgende overwogen:
lid 2, van het EVRM. Die waarborgen brengen onder meer mee dat de bewijslast op de inspecteur rust en dat de belanghebbende in geval van twijfel het voordeel van die twijfel moet worden gegund. Dit betekent dat de aanwezigheid van een bestanddeel van een beboetbaar feit alleen kan worden aangenomen als de daarvoor vereiste feiten en omstandigheden buiten redelijke twijfel zijn komen vast te staan. Deze maatstaf stemt overeen met de in fiscale wetgeving voorkomende formulering “doen blijken”, die inhoudt dat de desbetreffende feiten en omstandigheden overtuigend moeten worden aangetoond.“
- De uitgaven van belanghebbende zijn dermate hoog dat deze niet kunnen zijn gedaan van de bij de Belastingdienst bekend zijnde inkomensgegevens. Belanghebbende was zich hiervan bewust.
- Tijdens de huiszoeking op 23 februari 2016 is in de privéwoning een contant geldbedrag aangetroffen van € 546.000.
- Belanghebbende wist dat de aangetroffen contante gelden niet uit een erfenis zijn verkregen en ook dat hij activiteiten heeft ontplooid waarvoor hij gelden heeft ontvangen.
- De handelingen van belanghebbende, gebaseerd op de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden hebben er toe geleid dat te lage aanslagen IB zijn vastgesteld dan wel anderszins te weinig belasting is geheven. Gezien de hoogte van de extra inkomsten wist belanghebbende dat hierover belasting verschuldigd was.
- Belanghebbende heeft de inkomsten (al dan niet met een illegaal karakter) uit het zicht van de fiscus willen houden en heeft daarbij willens en wetens de reële kans aanvaard dat te weinig belasting zou worden geheven. Gelet op de omvang van het bedrag aan belasting dat hierdoor te weinig is geheven, moet belanghebbende zich er ook bewust van zijn geweest dat door deze inkomsten niet te vermelden in zijn aangifte een aanzienlijk bedrag aan belasting niet zou worden geheven.
- Belanghebbende heeft voor het invullen van de aangiften gebruik gemaakt van professionele bijstand. Belanghebbende wist dat hij activiteiten heeft ontplooid waarvoor hij gelden heeft ontvangen. Als belanghebbende zijn adviseur hiervan op de hoogte had gesteld had hij belanghebbende hierover kunnen mededelen dat deze gelden als inkomsten behoren tot het belastbare inkomen. Het feit dat belanghebbende deze inkomsten niet in de aangifte heeft opgenomen rechtvaardigt het vermoeden dat belanghebbende deze inkomsten niet met zijn adviseur heeft besproken.
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond;
- bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).