“
III. AFWIKKELINGSBEWIND
(…)
a.
Opeisbaarheid
De schuldig gebleven bedragen zijn eerst opeisbaar in de gevallen zoals hierna onder VI.A.2.a. gemeld.
b. (…)
c.
Aflossingen
Het hierna onder VI.A.2.c. bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
(…)
VI. KEUZELEGATEN
(…)
A. Legaten goederen
(…)
2. (…)
a.
Opeisbaarheid
Het schuldig gebleven bedrag en de eventueel daarover verschuldigde rente zijn slechts opeisbaar zodra mijn echtgenote:
- overlijdt;
- de vrije beschikking over haar vermogen verliest (…), op haar de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard of zij in surséance van betaling verkeert;
- een beroep doet op een wettelijke regeling op grond waarvan vermogensverhaal mogelijk is en voorzover voor de uitkering van de erfdelen liquide middelen aanwezig zijn;
- enige krachtens dit testament of de wet op haar rustende verplichting ten opzichte van mijn afstammelingen niet nakomt;
- mocht hertrouwen (…).
Bedoelde uitkeringen alsmede de eventueel daarover verschuldigde rente zijn in dit geval echter niet opeisbaar, indien mijn echtgenote dan voldoende zekerheid stelt. (…).
b. (…)
c.
Aflossingen
Mijn echtgenote is te allen tijde bevoegd tot algehele of gedeeltelijke aflossing van de door haar aan mijn afstammelingen schuldig gebleven bedragen over te gaan.
Een gedeeltelijke uitbetaling wordt allereerst geacht een uitbetaling van rente te zijn en vervolgens een aflossing op de hoofdsom.
Ik verzoek haar ingeval van gedeeltelijke aflossing ervoor zorg te dragen dat de (pro resto) vorderingen van mijn afstammelingen steeds naar evenredigheid gelijk blijven.”.