1.Primair (ten aanzien van vordering 1.)
Te verklaren voor recht dat door hem rechtsgeldig bij brief van 6 maart 2017 buitengerechtelijk zijn vernietigd ieder voor zich, danwel in onderling verband bezien, de (samengestelde) (rechts)handelingen bestaande uit:
a.
de onverplichte (integrale) aflossingop of omstreeks 18 maart 2016 van de vordering van [gedaagde sub 1] op moeder uit hoofde van de nalatenschap van vader, middels
a) de overdracht / overboeking / bijschrijving van de in deze dagvaarding omschreven effecten uit de portefeuille van moeder bij ABN Amro bank ter waarde van EUR 893.725,36 en
b) de overdracht / overboeking van de in de dagvaarding omschreven effecten uit de portefeuille van moeder bij ING bank ter waarde van EUR 16.377,-;
b.
het separeren / deponeren, overmaken / overdragen / bijschrijven van gelden en/of effecten bestemd ter aflossing van de Geldvorderingvan [eiser] op moeder, op bankrekeningen en effectendepots op naam van [gedaagde sub 1] ('
inzake [eiser]'), in ieder geval bestaande uit:
- de overboeking(en) van moeder naar de vermogensspaarrekening van [gedaagde sub 1] bij ABN Amro bank met nummer [bankrekeningnummer] , saldo per 31-12-2016 volgens opgave EUR 100.205,29;
- de overboeking(en) van moeder naar de beleggersspaarrekening van [gedaagde sub 1] bij ABN Amro bank met nummer [bankrekeningnummer] , saldo per 31-12-2016 volgens opgave EUR 344,88;
- de overdracht / overboeking(en) / bijschrijving van de effecten van moeder naar het effectendepot bij ABN Amro bank met nummer [bankrekeningnummer] , waarde per 31-12-2016 volgens opgave van EUR 503.188,01;
- alle overige overboekingen van gelden en/of effecten die nog van moeder op deze bankrekeningen en/of effectenportefeuilles van [gedaagde sub 1] hebben plaatsgevonden.
Subsidiair (ten aanzien van vordering 1.)
Te vernietigen op grond van art 3:45 lid 1 BW jo. art. 3:51 lid 1 BW, althans een beroep op deze vernietigingsgrond te aanvaarden ten aanzien van de (samengestelde) (rechts)handelingen ieder voor zich, danwel in onderlinge samenhang bezien zoals hiervoor onder 1. primair omschreven, al dan niet in samenhang bezien met de hierna onder 2. bedoelde rechtshandelingen.
2.Op grond van art. 3:45 lid 1 BW jo. art. 3:51 BW de navolgende rechtshandelingen elk voor zich, althans in onderling verband en/of in verband met de onder 1 omschreven rechtshandelingen bezien, te vernietigen, althans een beroep op voormelde vernietigingsgrond te aanvaarden ten aanzien van:
a. de schenking(en)van moeder aan [gedaagde sub 1] van EUR 125.304,- op of omstreeks 27 mei 2016 en/of 7 december 2016, bestaande uit:
- de schenking/betaling van EUR 110.000,- per 7 december 2016, en;
- de verkoop en levering van de auto (van het merk, type en kenteken) en de volledige inboedel van moeder (zoals gespecificeerd in productie 20) aan [gedaagde sub 1] voor een bedrag van EUR 9.999,- onder verrekening van de koopprijs; en
- de schenking/betaling van EUR 5.304,- op of omstreeks 27 mei 2016;
b. de schenkingvan moeder aan [gedaagde sub 1] voor een bedrag van EUR 5.320,-.
3.De werking aan de (buiten)gerechtelijke vernietiging als bedoeld onder 1 en/of 2 hiervoor genoemd te ontzeggen, en [gedaagde sub 1] te veroordelen om aan [eiser] te voldoen in geld het door [eiser] als gevolg van de paulianeuze rechtshandelingen geleden nadeel, zijnde een bedrag van EUR 759.377,36, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, telkens te vermeerderen met een enkelvoudige rente per jaar van 6% vanaf 7 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, en te verminderen met de bedragen die [eiser] uit hoofde van toekomstige (tussentijdse) uitkeringen uit de nalatenschap van moeder nog zal ontvangen.
ONRECHTMATIGE DAAD EN SCHADEVERGOEDING
4. Te verklaren voor recht dat [gedaagde sub 1] en/of moeder onrechtmatig jegens [eiser] heeft/hebben gehandeld op één en/of meerdere wijzen als in deze dagvaarding omschreven.
5. [gedaagde sub 1] , al dan niet hoofdelijk met moeder, te veroordelen tot voldoening van de schade die eiser door het onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 1] (en moeder) geleden heeft en/of nog zal lijden, welke schade wordt begroot op EUR 759.377,36, althans een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, telkens te vermeerderen met een enkelvoudige rente per jaar van 6% vanaf 7 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, en te verminderen met de bedragen die [eiser] uit hoofde van toekomstige (tussentijdse) uitkeringen uit de nalatenschap van moeder nog zal ontvangen.
6. Moeder, al dan niet hoofdelijk met [gedaagde sub 1] , te veroordelen tot voldoening van de schade die [eiser] door het onrechtmatig handelen van moeder (en [gedaagde sub 1] ) geleden heeft en/of nog zal lijden, welke schade wordt begroot op EUR 759.377,36, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, telkens te vermeerderen met een enkelvoudige rente per jaar van 6% vanaf 7 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, en te verminderen met de bedragen die [eiser] uit hoofde van toekomstige (tussentijdse) uitkeringen uit de nalatenschap van moeder nog zal ontvangen.
Voor het geval de paulianavorderingen en/of onrechtmatige daads- vorderingen onder 1 t/m 6 hiervoor niet (geheel) worden toegewezen:
7. [gedaagde sub 1] te gebieden om binnen 5 werkdagen na dagtekening van het vonnis onherroepelijke en onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de overboeking van de gelden, geldswaarden en effecten op de in de dagvaarding gespecificeerde "inzake [eiser] -rekeningen" aan een door eiser op te geven bank/effectenrekening danwel de tenaamstelling van de "inzake [eiser] - rekeningen" te wijzigen zodat eiser als enige rechthebbende bevoegd is over deze rekeningen te beschikken, op straffe van een dwangsom van EUR 50.000,- die [gedaagde sub 1] verbeurt per (gedeelte van de) dag dat hij niet aan dit gebod voldoet met een maximum van EUR 1.000.000,-.
8. [gedaagde sub 1] te gebieden om binnen 5 werkdagen na dagtekening van het vonnis inzage te geven in en afschrift te verstrekken van alle bankafschriften en mutaties op de in de dagvaarding gespecificeerde "inzake [eiser] -rekeningen" en rekening en verantwoording af te leggen over alle mutaties op de "inzake [eiser] - rekeningen", op straffe van een dwangsom van EUR 25.000,- die [gedaagde sub 1] verbeurt per (gedeelte van de) dag dat hij niet aan dit gebod voldoet met een maximum van EUR 500.000,-.
9. Op de voet van artikel 3:300 BW te bepalen dat het vonnis in de plaats treedt van de door [gedaagde sub 1] onder sub 7 en 8 vereiste medewerking
danweleen vertegenwoordiger aan te wijzen die de handelingen (het overboeken c.q. wijziging tenaamstelling en/of het verlenen van inzage c.q. verstrekken van afschriften) zal verrichten namens [gedaagde sub 1] en uit kracht van het vonnis van de rechtbank, voor het geval [gedaagde sub 1] niet binnen 5 werkdagen na dagtekening van het vonnis uitvoering heeft gegeven aan de overboeking van de gelden, geldswaarden en effecten op de "inzake [eiser] -rekeningen" c.q. de wijziging van de tenaamstelling van de "inzake [eiser] -rekeningen" op naam van eiser en/of het verlenen van inzage en verstrekken van afschrift van alle bankafschriften en mutaties op de in de dagvaarding gespecificeerde "inzake [eiser] -rekeningen".
10. [gedaagde sub 1] en moeder hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen in de fiscale schade van eiser en de kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, alsmede de buitengerechtelijke incassokosten, nader op te maken bij staat.