Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
’s-Hertogenbosch
[verdachte] ,
confiscation order(welke wettelijke regeling sterke overeenkomsten vertoont met de Nederlandse ontnemingsmaatregel) als een
‘penalty’als bedoeld in artikel 7 EVRM aangemerkt. In die uitspraak heeft het EHRM geoordeeld dat toepassing van die maatregel, naar aanleiding van feiten die waren gepleegd voordat de betreffende wetgeving in werking was getreden, in strijd is met artikel 7 EVRM.
het misdrijf waarvoor de betrokkene is veroordeeldis begaan vóór 1 juli 2011 en niet is gebleken dat jegens de betrokkene een strafrechtelijk financieel onderzoek is ingesteld. Dit oordeel heeft de Hoge Raad nadien herhaald, waarbij hij voorts heeft geoordeeld dat voormeld uitgangspunt ook geldt ingeval het misdrijf waarvoor de betrokkene is veroordeeld deels is begaan vóór 1 juli 2011. [1]
of andere strafbare feitener op enigerlei wijze toe hebben geleid dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen, dit voordeel kon worden ontnomen. Wat er sindsdien is veranderd is dat niet langer een voorafgaand SFO is vereist en dat een bewijsvermoeden is geïntroduceerd. De betrokkene kon en moest er met andere woorden bij het plegen van strafbare feiten vanaf 1 juli 2011 rekening mee houden dat wederrechtelijk verkregen voordeel ter zake van andere strafbare feiten, begaan vóór 1 juli 2011, kon worden ontnomen en bovendien dat daarvoor niet langer een SFO was vereist.
BESLISSING
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 27.880,60 (zevenentwintigduizend achthonderdentachtig euro en zestig cent);