2.2.1.Het Hof heeft het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 211.396,65 en daartoe het volgende overwogen:
"De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeelde is bij het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 7 maart 2014 (parketnummer 07-620280-08) ter zake van "het plegen van witwassen een gewoonte maken" (in de vorm van: het aanwezig hebben, overdragen en omzetten van geldbedragen tot een totaal van € 171.953,-) veroordeeld tot straf.
Uit het strafdossier en uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de veroordeelde uit het bewezen verklaarde handelen en uit andere strafbare feiten financieel voordeel heeft genoten.
Aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen ontleent het gerechtshof de schatting van dat voordeel op een bedrag van € 211.396,65. Het gerechtshof komt als volgt tot deze schatting.
Het openbaar ministerie heeft - op basis van het in het strafdossier opgenomen rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel - het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde geschat op een bedrag van (afgerond) € 250.847,-. Onderdeel van dit bedrag vormen de posten huurbetalingen ten bedrage van € 24.807,14 en levensonderhoud ten bedrage van € 14.644,-.
Het gerechtshof volgt vrijwel geheel dit rapport in de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel en in de bewijsmiddelen waarop die berekening is gebaseerd. Het gerechtshof stelt - in afwijking van dat rapport - echter vast dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat de veroordeelde de beide hierboven genoemde posten heeft betaald met geld dat als wederrechtelijk verkregen voordeel is aan te merken. Deze posten dienen daarom in mindering te worden gebracht op het door het openbaar ministerie geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit resulteert in de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de terugbetalingsverplichting van de veroordeelde op een bedrag van € 211.396,65.
Anders dan de verdediging in hoger beroep heeft aangevoerd, levert het in de strafzaak bewezen verklaarde strafbare feit van witwassen wel degelijk wederrechtelijk verkregen voordeel op voor de veroordeelde, gelet op de bewezen verklaarde vorm van dat witwassen: niet alleen het aanwezig hebben, maar ook het overdragen en omzetten van geldbedragen tot een totaal van € 171.953,-.
Anders dan de verdediging in hoger beroep heeft aangevoerd, acht het gerechtshof niet aannemelijk geworden dat de rol van de verdachte in het geheel zich heeft beperkt tot die van "pakezel" en/of tot degene die uitsluitend het geld heeft overgeboekt.
Integendeel, op grond van de omstandigheid dat de overgeboekte geldbedragen telkens werden overgemaakt naar bankrekeningen van de familie van de verdachte ontleent het gerechtshof de concrete aanwijzing dat die geldbedragen daadwerkelijk zijn verkregen door de veroordeelde."
2.2.2.De aanvulling op het verkorte arrest houdt het volgende in:
"Het Hof bezigt (...) het volgende bewijsmiddel:
1. Een schriftelijk stuk, houdende een berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, opgemaakt op 30 december 2008 door [verbalisant 1] , inspecteur van de politie Flevoland, opgenomen in de pagina's 483 t/m 497 van een dossier van de politie Flevoland met het kenmerk Jaspis, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als relaas van de rapporteur:
Inleiding.
Ik heb een onderzoek ingesteld naar het wederrechtelijk verkregen voordeel van [betrokkene] , geboren op 5 juli 1980.
Er is gekozen voor de onderzoeksperiode van januari 2003 tot 21 mei 2008 omdat het overzicht MOT-meldingen de periode maart 2003 tot en met maart 2008 betreft, van [betrokkene] over de jaren 2003 tot en met 2007 geen legale inkomsten bekend zijn geworden en [betrokkene] op 21 mei 2008 is aangehouden op Schiphol.
Onderzoeksresultaten
Uit onderzoek is gebleken dat door of op naam van [betrokkene] in de periode van november 2003 tot en met 6 maart 2008 voor een totaal bedrag van € 171.953,- aan transacties is verricht die als Melding Ongebruikelijke Transacties zijn opgenomen in het MOT-register.
In het onderzoek is informatie opgevraagd bij de Postbank in verband met bankrekeningen op naam van de verdachte, dan wel waar hij mogelijk de beschikking over heeft of kan hebben.
Op grond van de onderzoeksresultaten kan gesteld worden dat [betrokkene] meerdere (grote) uitgaven heeft gedaan, waarvan geen legale herkomst bekend is geworden en dat hij zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel van [betrokkene] bestaat uit het verschil tussen contante inkomsten en contante uitgaven, zoals hieronder gerelateerd.
Berekening wederrechtelijk verkregen vermogen via de eenvoudige kasopstelling.
In deze methode worden de totale contante uitgaven afgezet tegen de beschikbare legale contante gelden. Indien de totale contante uitgaven groter zijn dan de beschikbare legale contante gelden is er dus sprake van onbekende contante ontvangsten. Van deze onbekende contante ontvangstenbron kan worden aangenomen dat deze tenminste gelijk zijn aan het verondersteld wederrechtelijk verkregen vermogen.
De kasopstelling ziet er als volgt uit:
Beginsaldo kas
Bij: Legale contante ontvangsten, beschikbaar voor contante uitgaven
Af: Werkelijk gedane contante uitgaven
Af: Eindsaldo kas
Verschil = wederrechtelijk verkregen voordeel.
Beginsaldo kas.
Uit de beschikbare onderzoeksgegevens is achteraf niet meer te herleiden welk bedrag [betrokkene] op 1 januari 2003 contant voorhanden had. Als beginsaldo is daarom een stelpost opgenomen van € 250,-.
Legale contante ontvangsten.
Uit onderzoek bij de FIOD te Haarlem bleek dat van de verdachte [betrokkene] over de periode 2003 tot en met 2007 geen inkomstengegevens bekend zijn. Voor zover na te gaan heeft [betrokkene] in deze periode geen legaal inkomen genoten.
Op grond van de informatie van de FIOD en van hetgeen [betrokkene] heeft verklaard, namelijk dat hij geen inkomen en geen uitkering heeft en dat hij niets heeft overgehouden uit zijn poolcentrum, zijn zijn legale contante ontvangsten nihil.
Werkelijke contante uitgaven.
Werkelijke contante uitgaven, zoals daarvan is gebleken uit het financieel onderzoek, zullen hierna worden uitgewerkt.
MOT Transacties.
Uit het onderzoek is gebleken dat door of op naam van [betrokkene] in de periode van november 2003 tot en met 6 maart 2008 een groot aantal moneytransfers zijn uitgevoerd voor een totaal bedrag van € 171.953,-.
Uit de beschikbare bankafschriften blijkt niet dat een dergelijk bedrag van de bankrekeningen is opgenomen, zodat de herkomst van de gelden niet bekend is geworden en het totaal bedrag kan worden aangemerkt als een contante uitgave bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen vermogen.
Kasopnames en kasstortingen.
Uit de beschikbare bankafschriften is op te maken dat in de periode van 7 december 2005 tot en met 21 december 2006 in totaal een bedrag van € 3.020,- is gestort op de bankrekening van [betrokkene 23] . [betrokkene 23] heeft hierover verklaard dat zij geld kreeg van [betrokkene] en van haar vader. De getuige [betrokkene 24] heeft verklaard geen giften aan haar te hebben gedaan.
Op grond hiervan worden de gedane stortingen aangemerkt als uitgaven bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Amerikaanse dollars.
Uit het overzicht van MOT meldingen blijkt dat door [betrokkene] in maart 2003 in totaal $ 15.777,- is aangekocht. Uit telefonische navraag bij het hoofdkantoor van het GWK in Amsterdam bleek dat dit op basis van de verkoopkoers een bedrag van € 14.613,50 is.
Uit de beschikbare bankafschriften blijkt niet dat een dergelijk bedrag is opgenomen van de bankrekeningen en tijdens het onderzoek zijn geen Amerikaanse dollars aangetroffen, zodat aangenomen wordt dat de Amerikaanse dollars zijn uitgegeven.
De tegenwaarde kan als een contante uitgave worden aangemerkt bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Auto.
De koop van een personenauto door [betrokkene] , waarvoor hij € 12.824,- heeft betaald bij de aankoop en € 8.500,- heeft ontvangen bij de verkoop ervan, kan worden gezien als een contante uitgave bij koop en een contante ontvangst bij verkoop. Het verschil van € 4.354,- kan worden aangemerkt als een contante uitgave in het kader van de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Deurwaarderskantoor [A].
Uit klantenoverzichten van deurwaarderskantoor [A] blijkt dat er op in de periode van 14 december 2006 tot en met 15 november 2007 vijf keer een bedrag, in totaal € 17.706,15, is betaald door of namens [betrokkene] .
Uit de beschikbare bankafschriften blijkt niet dat dergelijke bedragen contant van de van de bankrekeningen zijn opgenomen, zodat de herkomst van de gelden niet bekend is geworden en het totaal bedrag kan worden aangemerkt als contante uitgave bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Eindsaldo.
Bij de aanhouding op 21 mei 2008 werd bij [betrokkene] geen contant geld in beslag genomen.
Aanvullende overwegingen van het gerechtshof met betrekking tot de schatting -
Het bovenstaande leidt tot de volgende berekening:
Beginsaldo kas = € 250,-
Bij: Legale contante ontvangsten = nihil
Af: Werkelijk gedane contante uitgaven
= € 211.646,65
Af: Eindsaldo kas = nihil
Verschil = wederrechtelijk verkregen voordeel
= € 211.396,65."