Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
Het hof is van oordeel dat, nu volstrekt onduidelijk is gebleven wat de financiële positie van de man is vanaf de ingangsdatum van 23 november 2021, er onvoldoende grond is om, zoals de rechtbank heeft gedaan, een bedrag van € 2.000,- netto op te tellen bij het door de man berekende NBI. Het hof kan met andere woorden niet berekenen of schatten waarom het NBI concreet met € 2.000,- (of met welk ander bedrag dan ook) kan worden opgeplust, omdat daarvoor de meest basale financiële informatie ontbreekt. In zoverre slaagt dus de incidentele grief van de vrouw en is het hof van oordeel dat aan het niet voldoen aan de in artikel 21 Rv neergelegde waarheids- en volledigheidsplicht een andere geraden gevolgtrekking moet worden verbonden dan de rechtbank heeft gedaan.
6.De slotsom
7.De beslissing
- met ingang van 23 november 2021 tot 1 januari 2022 € 689,68 per maand;
- met ingang van 1 januari 2022 tot 1 januari 2023 € 702,78 per maand;
- met ingang van 1 januari 2023 tot 1 januari 2024 € 726,67 per maand;
- met ingang van 1 januari 2024 € 771,72 per maand, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;