6.2.In rov. 2.1 tot en met 2.13 van het vonnis waarvan beroep heeft rechtbank feiten vastgesteld. Deze feitenvaststelling is door partijen in hoger beroep niet bestreden. Het hof kan dus van dezelfde feiten uitgaan. Het hof zal die feiten hierna vernummerd als rov. 6.2.1. tot en met 6.2.13. - waar nodig aangepast en aangevuld - weergeven.
6.2.1.De gemeente is eigenaar van het perceel kadastraal bekend als [gemeente X] , sectie F, [nummer 2] (hierna: [perceel F 2] ). Daarnaast is de gemeente eigenaar van het (aangrenzende) perceel kadastraal bekend als [gemeente X] , sectie F, [nummer 3] (hierna: [perceel F 3] ).
6.2.2.De gemeente heeft delen van [perceel F 3] ter beschikking gesteld aan woningcorporatie Wooninc B.V. (hierna: Wooninc.) voor de verhuur van woonwagenstandplaatsen. Wooninc. heeft één van deze standplaatsen (aan de [adres] te [woonplaats] ) verhuurd aan [appellanten] ., die op de standplaats een woonwagen met bijbehorende bouwwerken hebben opgericht. [appellanten] . huren de standplaats sinds 1982. Er is geen schriftelijke huurovereenkomst.
6.2.3.De gemeente is sinds 2018 bezig met het in kaart brengen van haar grondpositie op en rondom woonwagenlocaties om aan de hand daarvan te kunnen beoordelen of al dan niet sprake is van illegaal in gebruik genomen grond(en). In dat kader heeft zij in 2018 en 2019 een reeks integrale handhavingscontroles uitgevoerd op meerdere woonwagenlocaties, waaronder op de woonwagenlocatie aan de [straatnaam] .
6.2.4.Op 19 november 2018 is door medewerkers van de Afdeling Milieu-, Bouw- en Woningtoezicht van de gemeente een controle verricht aan de [adres] . Van deze controle is op 4 december 2018 een rapport opgemaakt (productie 3 bij dagvaarding). In dit rapport is onder meer het volgende vermeld en weergegeven:
“(…)
Aangevraagde vergunningen volgens Key2 / BGB
- 1979/0612 - bouwen 15 bergingen (verleend en uitgevoerd)
- 1980/0297 - bouwen garage (verleend en in ander formaat/ uitvoering gerealiseerd)
- 1989/0697 - bouwen duivenhok (veranda) (verleend)
- 98/0525 - uitbreiden van een sanitaire unit (geweigerd)
- 01/0371 - uitbreiden van de woning /slaapkamer (afgehandeld, uitgevoerd en wordt gedoogd)
(…)
(…)
Omschrijving bouwwerk, indeling en gebruik
De garage is veel groter dan op de tekeningen behorend bij dossier 1980/0279. Het gebouw is volledig in gebruik als verblijfsruimte: overdekte entree (rechts voor), woonkamer met keuken (links), gangetje, toilet met wasmachine en badruimte met douche (rechts achter). Daarnaast is een groot verhard terrein aanwezig, afgezet met schuttingen / hekwerken en een poort. Het verharde gedeelte is in gebruik t.b.v. stalling van 6 auto’s, 5 aanhangers en 3 caravans. Het gedeelte naast de garage is beschut door een overkapping / afdak.
1980/0279 vergunning voor een garage, afmetingen ca. 3,2 m breed en 7,8 , diep
De huidige garage is twee maal zo groot (ca.6,2 m breed). De vergunde garage zou nooit zo gebouwd zijn.
(…)
Bevindingen van de controle/waarnemingen:
X De volgende overtreding(en) zijn geconstateerd.
1. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), artikel 2.1 lid 1 sub a juncto 2.3a
Het bouwen en/of in stand laten van een garage / verblijfsruimte, schuttingen / hekwerken met poort en overkapping / afdak op het terrein naast standplaats [1] , zonder de daarvoor benodigde omgevingsvergunning is niet toegestaan.
(…)
2. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), artikel 2.1 lid 1 sub c
Het bouwen en/of in stand laten van een garage / verblijfsruimte, schuttingen / hekwerken met poort en overkapping / afdak op het terrein naast standplaats [1] , is planologisch strijdig met het vigerende bestemmingsplan Landelijk gebied Strijp 1998.
(…)”
6.2.5.Bij brief van 18 januari 2019 heeft de gemeente [appellanten] . geïnformeerd over de bevindingen van de hiervoor genoemde controle. In deze brief bericht de gemeente [appellanten] . dat zij geen toestemming heeft verleend voor het gebruik van [perceel F 2] en dat zij niet voornemens is deze toestemming (alsnog) te verlenen. De gemeente verzoekt c.q. sommeert [appellanten] . om de aanwezige bouwwerken te verwijderen en elk gebruik van [perceel F 2] blijvend te beëindigen. Het rapport van 19 november 2018 is door de gemeente bij voormelde brief gevoegd.
6.2.6.In reactie daarop heeft de advocaat van [appellanten] . bij brief van 6 februari 2019 de gemeente bericht dat onder meer de garage is gebouwd met toestemming van de gemeente, dat voor de bouw van de garage in 1980 een vergunning is verleend, dat deze nadien is vervangen en dat [appellanten] . steeds overleg hebben gepleegd met de toenmalige vertegenwoordiger van de gemeente, [persoon D] (hierna: [persoon D] ). Bij deze brief zijn meerdere bescheiden gevoegd, waaronder een bouwvergunning uit 1981 en een handgeschreven briefje dat er geen bezwaren van omwonenden zijn tegen de door [appellanten] . opgerichte bouwwerken.
6.2.7.Een brief van de gemeente aan de advocaat van [appellanten] . van 12 maart 2019 luidt, voor zover relevant, als volgt:
“(…)
In onze brief van 18 januari 2019 hebben wij al aangegeven, dat de vergunning voor het bouwen van een garage (zaaknummer 297/1980) na het bouwen van de eerste garage is uitgewerkt. Voor het bouwen van een nieuwe garage (die bovendien dubbel zo groot is geworden als de vergunde garage), hadden uw cliënten weer een vergunning moeten aanvragen.
Ook hetgeen u anderszins naar voren hebt gebracht vormt voor ons geen aanleiding een ander standpunt in te nemen. (…)”
6.2.8.Bij brief van 4 oktober 2019 heeft de advocaat van de gemeente [appellanten] . verzocht c.q. gesommeerd om uiterlijk binnen twee weken alle op [perceel F 2] aangebrachte bouwwerken en aanwezige (bouw)materialen te verwijderen, en elk gebruik van het perceel te beëindigen en beëindigd te houden.
6.2.9.De advocaat van [appellanten] . heeft daarop bij brief van 14 oktober 2019 onder meer als volgt gereageerd:
“(…)
Cliënten zijn van mening dat er geen sprake is van illegaal grondgebruik. Het perceel naast de standplaats is inderdaad eigendom van de gemeente Eindhoven, cliënten betwisten zulks niet. Het perceel is echter al in 1982 om niet in gebruik afgestaan aan cliënten. Cliënten hebben ook bouwwerken aangebracht met toestemming van de gemeente Eindhoven. De toestemming is verleend door [persoon D] en [persoon E] . Voornoemde personen waren bevoegd om het gebruik aan cliënten af te staan en zij waren ook bevoegd om toestemming te geven om bouwwerken op het perceel op te richten. Cliënten willen en kunnen het gestelde bewijzen middels de bevoegde ambtenaren.
Voor zover nodig zijn cliënten ook bereid om aan legalisatie medewerking te verlenen. Cliënten zijn ook bereid om kosten te voldoen.
Cliënten hebben voorts moeten constateren dat er in de gemeente Eindhoven doch ook op het onderhavige woonwagencentrum vergelijkbare situaties bestaan welke wel worden toegestaan. (…)”
6.2.10.De advocaat van de gemeente heeft de advocaat van [appellanten] . bij brief van 18 oktober 2019 bericht dat de gemeente bestrijdt dat door een daartoe bevoegde ambtenaar toestemming is gegeven voor het realiseren van opstallen, bestrating en ander gebruik van [perceel F 2] en dat de gemeente niet bereid is om tot legalisatie van de huidige situatie over te gaan.
6.2.11.Op 19 mei 2020 heeft de gemeente, in de persoon van rapporteur [persoon B] , een (her)controle van de standplaats en de omliggende gronden uitgevoerd. Van deze (her)controle is op 24 juni 2020 een rapport opgemaakt (productie 10 bij dagvaarding). In dit rapport is onder meer het volgende vermeld:
“(…)
Constatering: Met verwijzing naar het TPO / rapport van november 2018 zag ik, dat de situatie gelijk dan wel nagenoeg gelijk was aan bijgevoegde fotoregistraties. Wel wordt opgemerkt, dat er aan de linker voorzijde op dat terrein parallel met de openbare rijweg voorzijde standplaatsen een carport was geplaatst waaronder een witte camper stond geparkeerd.
Opnames: Aangetroffen situatie:
Er zijn ter plaatse geen opnames gemaakt vanwege verbod hiertoe door [persoon F] .
Resumé: Op basis van de slechts beperkte visuele constateringen tijdens deze hercontrole is nog steeds sprake van de in 2018 gedane constateringen met zelf een toename van bebouwing in de vorm van een aan de voorzijde gesitueerde carport.
(…)
De eerder geconstateerde overtredingen zijn niet opgeheven. De ingebruikname van gronden buiten de standplaats is niet beëindigd.
Aan voorgestelde maatregel(en) is geen gehoor gegeven.
(…)”
6.2.12.Bij brief van 13 november 2020 heeft de advocaat van de gemeente voormeld rapport toegezonden aan [appellanten] ., met een reactie op zijn verweer en met aankondiging van een gerechtelijke procedure.
6.2.13.[appellanten] . hebben geen gehoor gegeven aan de verzoeken c.q. de sommaties van de gemeente.
De vorderingen van de gemeente en de beslissingen van de rechtbank
6.3.1.In de onderhavige procedure heeft de gemeente (samengevat) gevorderd dat [appellanten] . worden veroordeeld tot
primair
1. ontruiming van het perceel kadastraal bekend [gemeente X] , sectie F, [nummer 2] , met machtiging van de gemeente om de ontruiming zo nodig met de sterke arm van justitie ten uitvoer te (doen) leggen;
2. betaling aan de gemeente van een direct opeisbare dwangsom van € 1.000,00, met een maximum van € 200.000,00, voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [appellanten] . nalaten te voldoen aan het (primair) gevorderde onder 1;
subsidiair
1. het overdragen aan de gemeente van het eigendom van [appellanten] . binnen het perceel kadastraal bekend [gemeente X] , sectie F, [nummer 2] , zoals aangeduid op de afbeelding en de luchtfoto die als productie 2 bij dagvaarding zijn overgelegd, ten titel van schadevergoeding, en, voor het geval [appellanten] . niet meewerken aan de levering, daarbij te bepalen dat het vonnis in de plaats zal treden van de wilsovereenstemming van [appellanten] . voor zover die nodig zal zijn om voornoemde levering te bewerkstelligen, en tot ontruiming van het alsdan geleverde perceel, met machtiging van de gemeente om de ontruiming zo nodig met de sterke arm van justitie ten uitvoer te (doen) leggen;
2. betaling aan de gemeente van een direct opeisbare dwangsom van € 1.000,00, met een maximum van € 200.000,00, voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [appellanten] . nalaten aan het (subsidiair) gevorderde onder 1 of een gedeelte daarvan te voldoen;
primair en subsidiair
betaling van de kosten van de procedure, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van het vonnis.
6.3.2.Aan deze vordering heeft de gemeente, kort samengevat, ten grondslag gelegd dat [appellanten] . zonder haar toestemming - en daarmee illegaal - een deel van [perceel F 2] in gebruik hebben genomen, welk perceel haar eigendom is. De gemeente heeft geen toestemming verleend aan [appellanten] . voor het gebruik van [perceel F 2] en is ook niet voornemens deze toestemming te verlenen. Er is bovendien geen sprake van een (gebruiks)recht dat strekt tot het gebruik van de gronden door [appellanten] ., nu de huurovereenkomst voor de standplaats alleen ziet op het gebruik van een deel van [perceel F 3] door [appellanten] .. [appellanten] . maken dan ook zonder toestemming en niet op grond van enige wettelijke grondslag - en daarmee onrechtmatig - inbreuk op het eigendomsrecht van de gemeente. De gemeente is op de voet van artikel 5:2 BW dan ook gerechtigd de ontruiming van het door [appellanten] . in gebruik genomen perceelsgedeelte in rechte te vorderen, aldus de gemeente.
6.3.3.[appellanten] . hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
6.3.4.In het vonnis waarvan beroep van 15 december 2021 heeft de rechtbank overwogen dat [appellanten] . onvoldoende hebben gesteld om aan te nemen dat zij een huurrecht hebben met betrekking tot [perceel F 2] . Het betoog dat zij voor de realisatie van de nu aanwezige schuur/garage met poort met andere gebruiksfuncties gebruik konden maken van de in 1981 voor een (kleinere) garage verleende bouwvergunning slaagt niet. Evenmin slaagt het verweer van [appellanten] . dat zij daarvoor toestemming hebben gekregen van de gemeente, althans van de (destijds) bij de gemeente werkende ambtenaren. Het subsidiaire beroep op verkrijgende dan wel bevrijdende verjaring en rechtsverwerking wordt verworpen, net zoals de stelling dat de gemeente misbruik van recht maakt en/of onrechtmatig handelt door ontruiming van het [perceel F 2] te vorderen. [appellanten] . hebben geen of onvoldoende andere feiten en omstandigheden gesteld waaruit zou kunnen volgen dat zij een recht of titel hebben om (een deel van) [perceel F 2] te mogen gebruiken. De gemeente is op grond van artikel 5:2 BW gerechtigd het gebruik van [perceel F 2] door [appellanten] . te beëindigen. Dit wordt niet anders doordat de gemeente (mogelijk) langere tijd heeft toegestaan dat [appellanten] . dat (deel van het) perceel gebruikten.
Op grond daarvan heeft de rechtbank de primaire vordering tot ontruiming toegewezen, op straffe van een dwangsom. De gevorderde machtiging om de ontruiming zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie is afgewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De grieven in hoger beroep van [appellanten] .
6.4.1.[appellanten] . hebben in hoger beroep zes grieven aangevoerd. Met hun grieven stellen [appellanten] . - samengevat - aan de orde dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat [appellanten] . niet een deel van het [perceel F 2] huren: het perceel is destijds door de gemeente in de persoon van [persoon D] bij mondelinge overeenkomst verhuurd en in gebruik gegeven aan [appellanten] . (grief I) en nu verhuurt Wooninc. het perceel in zijn huidige omvang aan [appellanten] . (grief II). De rechtbank is er ten onrechte aan voorbij gegaan dat al het gebouwde op de [perceel F 3] en [perceel F 2] is opgericht met vergunning dan wel met toestemming van [persoon D] (grief III). De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat [appellanten] . geen beroep kunnen doen op bevrijdende dan wel verkrijgende verjaring (grieven IV en V) en tot slot stellen [appellanten] . dat het verweer met betrekking tot misbruik van recht en onrechtmatig handelen door de gemeente ten onrechte is verworpen (grief VI). [appellanten] . hebben het perceel al zeer lang op de huidige wijze - met opgerichte bouwwerken - in gebruik met toestemming van de gemeente en de gemeente heeft daartegen niets ondernomen. Door nu ineens verwijdering en verkleining te vorderen, handelt de gemeente niet zorgvuldig en onbetamelijk. [appellanten] . hebben geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van de gemeente.
6.4.2.De gemeente heeft de grieven bestreden en heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis waarvan beroep, met veroordeling van [appellanten] . in de kosten van de procedure. Indien het hof zou komen tot een vernietiging van het vonnis waarvan beroep, dan verzoekt de gemeente het hof om de subsidiaire eis alsnog toe te wijzen.