Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
De kern van het geschil gaat over de vraag of in de vergoeding die bewoonster aan Alvast betaalde (aanvankelijk € 125,-- en later € 150,-- per maand), een component zit die als tegenprestatie voor het gebruik van de woning moet worden aangemerkt. Als dat het geval is, is sprake van huur (art. 7:201 lid 1 BW), met de daarbij behorende huurbescherming. (rov. 17)
Vast staat dat bewoonster aanvankelijk (onder de oppasovereenkomst) alleen de kosten van haar nutsvoorzieningen verschuldigd was ten bedrage van € 175,-- per maand. Voor het gebruik van de woning betaalde zij geen tegenprestatie. (rov. 18)
Bij het voortgezette gebruik van de woning op basis van de dienstverleningsovereenkomst en de bruikleenovereenkomst kwam dat anders te liggen. Kenmerkend verschil met de oppasovereenkomst was immers (i) dat bewoonster niet alleen voor haar eigen nutsvoorzieningen moest betalen, maar daarnaast (ii) ook een vergoeding van € 125,/€ 150,-- per maand aan Alvast. (rov. 19)
Volgens Alvast vormt het bedrag van € 150,-- per maand een vergoeding voor de door haar gemaakte beheerskosten die met de bruikleen gepaard gaan. Het gaat daarbij om diensten voor het tijdelijke verblijf. (rov. 20)
Het hof gaat daarin niet mee. Weliswaar is begrijpelijk dat met leegstandsbeheer kosten zijn gemoeid en dat een forfaitaire kostenvergoeding (te betalen door de gebruikers van de panden) op haar plaats kan zijn, maar in dit geval is sprake van de volgende bijzondere omstandigheden, waardoor de bedongen vergoeding slechts in beperkte mate aan relevante beheerskosten is te relateren. (i) Bewoonster is vanaf 2011 (na 3,5 jaar) opeens een extra bedrag per maand gaan betalen, terwijl de situatie dezelfde bleef en er geen kenbare extra diensten tegenover stonden (in ieder geval was sprake van een aparte VvE die werkzaamheden in het kader van groot onderhoud heeft verricht). (ii) De hoogte van het verschuldigde bedrag was méér dan louter symbolisch. Daarnaast (iii) heeft Alvast geen acquisitie hoeven plegen (bewoonster is immers in de door haar al gebruikte woning gebleven). (iv) Ook valt niet in te zien op welke grond bewoonster zou moeten meebetalen aan eigenaarsonderhoud. De conclusie is dat in ieder geval een deel van de vergoeding van € 125,--/€ 150,-- die bewoonster per maand moest betalen, niet kan worden toegerekend aan de beheerskosten, zodat dit als tegenprestatie voor het gebruik van de woning moet worden beschouwd in de zin van art. 7:201 lid 1 BW. De andere argumenten van Alvast doen daaraan niet af. (rov. 21)
Er was dus sprake van huur met de daaraan verbonden huurbescherming. (rov. 22)
3.Beoordeling van het middel
Voorts hebben de Gemeente en Alvast bij memorie van antwoord aangevoerd dat aan een bruikleenvergoeding voor een anti-kraakwoning gemiddeld de volgende kosten kunnen worden verbonden: (i) kantoorkosten (huur pand, website, database, wagenpark, etc.); € 25,, (ii) selectie kandidaten / plaatsing / contracten; € 10,--, (iii) acquisitie panden / marketing; € 20,--, (iv) inbeheername, cilinders vervangen, opleveren panden; € 7,50, (v) pandcontroles; € 75,--, (vi) incasso / wanbetaling; € 10,--, (vii) servicebalie; € 15,--, (viii) noodtelefoon avond/weekend; € 5,--, (ix) klein technisch onderhoud; € 15,-- en (x) administratie m.b.t. eigenaar; € 5,-- (verslag pandcontrole etc.). Deze kostenposten zijn door bewoonster niet weersproken. De kostenposten komen gezamenlijk neer op gemiddeld € 187,50 per maand aan beheerskosten. Bewoonster betaalde op het einde € 150,-- per maand.
De overige door het hof genoemde omstandigheden hebben geen betrekking op kostenposten uit de door de Gemeente en Alvast gegeven lijst met gemiddelde kosten. Gezien de omschrijving die de Gemeente en Alvast aan de post ‘onderhoud’ en de daarmee corresponderende post ‘Klein technisch onderhoud’ op de lijst met gemiddelde kosten hebben gegeven, is zonder nadere motivering namelijk onbegrijpelijk het kennelijke oordeel van het hof dat deze zijn aan te merken als eigenaarsonderhoud.
De omstandigheden dat bewoonster vanaf 2011 “opeens” een extra bedrag per maand is gaan betalen, terwijl de situatie dezelfde bleef en er geen kenbare extra diensten tegenover stonden, en dat de hoogte van het verschuldigde bedrag méér was dan louter symbolisch kunnen bovendien het oordeel niet dragen dat de door Alvast bedongen vergoeding voor een deel niet aan relevante beheerskosten is te relateren en dus als tegenprestatie voor het gebruik van de woning moet worden beschouwd in de zin van art. 7:201 lid 1 BW.
De hiervoor in 3.1 weergegeven klachten slagen.
4.Beslissing
2 juni 2023.