Parketnummer : 20-000790-22
Uitspraak : 9 oktober 2023
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg van 24 maart 2022, zittingsplaats Maastricht, in de strafzaak met parketnummer 03-179599-20 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf met parketnummer 03-721310-18, in de strafzaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1973,
wonende te [adres 1] .
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank in de zaak het meer subsidiair tenlastegelegde onder feit 1 bewezenverklaard evenals feit 2 primair, dat gekwalificeerd als ‘medeplegen van mishandeling, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad’ (feit 1 meer subsidiair) en ‘diefstal door twee of meer verenigde personen’ (feit 2), de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren. De rechtbank heeft de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering en die [slachtoffer 1] in de proceskosten veroordeeld. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] is door de rechtbank hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 17.500, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2020 tot de dag der algehele voldoening. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld in de proceskosten. Ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opgelegd en heeft bepaald dat bij gebreke van betaling van de vordering er een gijzeling kan worden bevolen van 122 dagen. De rechtbank heeft tevens beslissingen genomen op het beslag. Tot slot heeft de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf van 118 dagen toegewezen.
Het Openbaar Ministerie en de verdachte hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en de verdachte, opnieuw rechtdoende, zal veroordelen terzake van het impliciet subsidiair tenlastegelegde medeplegen van doodslag en medeplegen van diefstal, tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren. De advocaat-generaal heeft tevens geconcludeerd tot toewijzing van de beide vorderingen van de benadeelde partijen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Tot slot heeft de advocaat-generaal de tenuitvoerlegging gevorderd van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Door de raadsman van de verdachte is bepleit dat de verdachte vrijgesproken dient te worden voor hetgeen hem als feit 1 is tenlastegelegd. Aangevoerd is dat de verdachte tevens vrijgesproken dient te worden van het als feit 2 primair tenlastegelegde. Ten aanzien van het als feit 2 subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. De raadsman heeft geconcludeerd tot de niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partijen in hun vordering, vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair in dat verband is geconcludeerd de niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 1] in zijn vordering. De raadsman heeft bepleit de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen en het bevel strekkende tot schorsing van de voorlopige hechtenis niet op te heffen.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 juni 2020 te Maastricht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door - die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (telkens) (met kracht) (met gebalde vuist) te slaan en/of stompen op/tegen zijn (achter)hoofd en/of op/tegen zijn lichaam en/of die [slachtoffer 1] tegen het (boven)been, althans tegen het lichaam te trappen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en/of - die [slachtoffer 1] , terwijl hij op de grond lag, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (met kracht) (met geschoeide voet) te schoppen en/of trappen op/tegen zijn hoofd en/of op/tegen zijn lichaam, althans (heftig) (extern stomp inwerkend) geweld op/tegen de hals en/of het hoofd, althans het bovenlichaam, toe te passen;
althans, indien en voor zover het vorenstaande niet kan of mocht leiden tot een veroordeling:
hij op of omstreeks 27 juni 2020 te Maastricht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere zware verwonding(en) in/aan het hoofd (onder meer traumatisch hersenletsel en/of een traumatisch subduraal hematoom onder het harde hersensvlies), althans in/aan het lichaam, heeft toegebracht, door - die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (telkens) (met kracht) (met gebalde vuist) te slaan en/of te stompen op/tegen zijn (achter)hoofd en/of op/tegen zijn lichaam en/of die [slachtoffer 1] tegen het (boven)been, althans tegen het lichaam te trappen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en/of - die [slachtoffer 1] , terwijl hij op de grond lag, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (met kracht) (met geschoeide voet) te schoppen en/of te trappen op/tegen zijn hoofd en/of op/tegen zijn lichaam, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad;
althans, indien en voor zover het vorenstaande niet kan of mocht leiden tot een veroordeling:
hij op of omstreeks 27 juni 2020 te Maastricht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen met voorbedachten rade [slachtoffer 1] heeft mishandeld door - die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (telkens) (met kracht) (met gebalde vuist) te slaan en/of te stompen op/tegen zijn (achter)hoofd en/of op/tegen zijn lichaam en/of die [slachtoffer 1] tegen het (boven)been, althans tegen het lichaam te trappen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en/of - die [slachtoffer 1] , terwijl hij op de grond lag, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (met kracht) (met geschoeide voet) te schoppen en/of te trappen op/tegen zijn hoofd en/of op/tegen zijn lichaam, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad;
althans, indien en voor zover het vorenstaande niet kan of mocht leiden tot een veroordeling:
hij in of omstreeks de periode van 27 juni 2020 tot en met 28 juni 2020 te Maastricht en/of Hoensbroek, althans in Nederland, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig heeft gehandeld, door terwijl die [slachtoffer 1] , in een woning, al dan niet in aanwezigheid van hem, verdachte, door [medeverdachte] - meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht) (met gebalde vuist) werd geslagen en/of gestompt op/tegen zijn (achter)hoofd en/of op/tegen zijn lichaam en/of die [slachtoffer 1] tegen het (boven)been, althans tegen het lichaam werd getrapt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en/of - meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht) (met geschoeide voet) werd geschopt en/of getrapt op/tegen zijn hoofd en/of op/tegen zijn lichaam, althans (heftig) (extern stomp inwerkend) geweld op/tegen de hals en/of het hoofd, althans het bovenlichaam, werd toegepast, in elk geval door die [medeverdachte] een of meer gewelddadige handeling(en) werden verricht en/of aangewend tegen die [slachtoffer 1] , daarbij (enige tijd) aanwezig is gebleven en/of heeft nagelaten een of meer handeling(en) te ondernemen om dat geweld te (laten) stoppen en/of de hulpdiensten te (laten) waarschuwen en/of die [slachtoffer 1] in (kennelijk) zorgwekkende en/of bewusteloze toestand alleen, in onbewaakte en/of hulpeloze toestand, in elk geval verstoken van (medische) hulp heeft achtergelaten (zulks terwijl die [slachtoffer 1] met een of meerdere (zware) verwonding(en) in/aan het hoofd, althans in/aan het lichaam, al dan niet buiten bewustzijn tengevolge van dat geweld (gestrekt) op de grond lag en/of door verdachte werd waargenomen dat er bloed uit de oren van die [slachtoffer 1] kwam en/of door verdachte werd waargenomen dat voornoemde [slachtoffer 1] in een plas bloed lag en/of er (een hoeveelheid) bloed bij het hoofd van die [slachtoffer 1] lag), waardoor het (mede) aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer 1] niet eerder (medische) hulp heeft gekregen;
althans, indien en voor zover het vorenstaande niet kan of mocht leiden tot een veroordeling:
hij in of omstreeks de periode van 27 juni 2020 tot en met 28 juni 2020 te Maastricht en/of Hoensbroek, althans in Nederland, als getuige van het ogenblikkelijke levensgevaar waarin een ander, te weten [slachtoffer 1] verkeerde, (telkens) heeft nagelaten die [slachtoffer 1] die hulp te verlenen en/of te verschaffen die hij, verdachte, hem, zonder gevaar voor zichzelf of anderen redelijkerwijs te duchten, had kunnen verlenen en/of verschaffen, terwijl de dood van de hulpbehoevende [slachtoffer 1] , door de gevolgen van het bekomen van zodanig letsel, is gevolgd;
2.
hij op of omstreeks 27 juni 2020 te Maastricht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een TV en/of een computer en/of een alarmkast(je) en/of een telefoon en/of een portemonnee met inhoud (waaronder bankpassen en diverse pasjes), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2. subsidiair
hij op of omstreeks 27 juni 2020 te Maastricht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een TV en/of een computer en/of een alarmkastje) en/of een telefoon en/of een portemonnee met inhoud (waaronder bankpassen en diverse pasjes), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed/deze goederen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak impliciet primair tenlastegelegde onder feit 1
Voor een veroordeling terzake van moord als bedoeld in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat er sprake is van ‘voorbedachte raad’. Van voorbedachte raad is sprake indien komt vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen (HR 13 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BY0094, HR 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:963,NJ2014/156, HR 18 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:347, HR 3 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:204 en HR 27 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3167). Naar het oordeel van het hof volgt – met de advocaat-generaal en de verdediging - uit het procesdossier noch uit het verhandelde ter terechtzittingen dat de verdachte met kalm beraad en rustig overleg [slachtoffer 1] om het leven heeft gebracht.
Het hof zal de verdachte derhalve vrijspraken van de impliciet primair tenlastegelegde moord.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 27 juni 2020 te Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door
- die [slachtoffer 1] met kracht te slaan tegen zijn hoofd en die [slachtoffer 1] tegen het lichaam te trappen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en
- die [slachtoffer 1] , terwijl hij op de grond lag meermalen met kracht met geschoeide voet te schoppen en/of trappen op/tegen zijn hoofd en/of op/tegen zijn lichaam, althans heftig extern stomp inwerkend geweld op/tegen het hoofd toe te passen
2.
hij op 27 juni 2020 te Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander, een TV, een computer, een alarmkastje en een portemonnee met inhoud welke goederen geheel aan [slachtoffer 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna genoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd. Daarin wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Limburg, Distictsrecherche Zuid-West-Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2020100958, in het onderzoek ‘IJsgors’, op ambtseed opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier van politie, gesloten d.d. 3 mei 2021, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-1576.
1. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 juni 2020 (pagina’s 390-398), voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op zondag, 28 juni 2020 omstreeks 19:00, kregen wij, verbalisanten, de opdracht van de dienstdoende meldingsvrouw ter plaatste te gaan naar [adres 2] . Meldster had van een buurman te horen gekregen dat deze door het raam had gezien dat de bewoner van [adres 2] op de grond lag. Melder had zelf niets gezien, had geklopt en aangebeld, geen reactie.
Ter plaatse:
Op zondag, 28 juni 2020, omstreeks 19:15 uur waren wij, verbalisanten, ter plaatste ter hoogte van de woning [adres 2] . Betreft een woning in een appartementencomplex, de woning is gelegen op de begane grond en voorzien van een kleine voortuin.
Wij zagen dat de lamellen aan de binnenzijde van de woning, nagenoeg geheel gesloten waren, waardoor wij op dat moment geen zicht hadden in de woning. Op aankloppen en aanbellen werd niet gereageerd. Derhalve na verkregen toestemming toegang tot de woning verschaft door de zogenaamde patrijspoort van de voordeur, in te slaan.
Vervolgens kon ik, [verbalisant 3] , de voordeur van binnenuit openen door op de klink van de voordeur te duwen. Ambtshalve is ons verbalisanten bekend dat aldaar woont [slachtoffer 1] .
Woning:
Wij, verbalisanten, betraden de woning. Wij zagen dat in het portiek direct achter de voordeur een peuk lag en ter hoogte van toegangsdeur tot de woonkamer een zogenaamde aware-knop. Waarvan foto's gemaakt en bij deze gevoegd.
Slachtoffer:
In de woonkamer zagen wij het slachtoffer op zijn buik liggen, met zijn hoofd in de richting voorzijde woning. Wij zagen geen tekenen van leven bij het slachtoffer. Ik, [verbalisant 2] , herkende het slachtoffer als genoemde [slachtoffer 1] .
Verder zagen wij dat het slachtoffer;
- geen tekenen van leven vertoonde,
- gewond was aan zijn hoofd,
(…)
- rondom zijn hoofd een geel groenige vloeistof lag, gedeeltelijk opgedroogd, deze leek op lichaamsvocht,
- aan zijn rechter elleboog verwondingen had lijkende op bloeduitstortingen,
- met zijn hoofd op de rechterzijde lag,
- meerdere verwondingen aan zijn aangezicht/hoofd had.
2. Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming (pagina’s 97-98), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op dinsdag, 7 juli 2020, omstreeks 6:45 uur, werd door mij, verbalisant, voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in de woning, [adres 3] (
het hof merkt op: de woning van de verdachte [medeverdachte]).
(…)
Tijdens de doorzoeking werd het volgende in beslag genomen:
(…)
- Alarmkast CSI
Vindplaats: in dressoir in woonkamer
3. Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming (pagina’s 103-104), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
Op vrijdag 10 juli 2020 omstreeks 08.20 uur, trad ik binnen in de woning [adres 4] , bewoond door [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1973.
(…)
In de woning werd in beslag genomen:
(…)
• 1 televisie merk Phillips;
4. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 juli 2020 (pagina’s 184-191), voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte [medeverdachte] :
Op zaterdag 27 juni 2020, die dag dat ik op mijn terras (
het hof begrijpt: het terras behorende bij de woning [adres 3]) had gedronken, kwam ik terug van het feest. Ik had drugs gebruikt, XTC en MDMA. Ook cocaïne. [slachtoffer 1] (
het hof begrijpt: slachtoffer [slachtoffer 1]) kwam naar buiten en liep naar rechts. Dus naar de deur toe. [slachtoffer 1] kwam toen teruggelopen en lachte met een geniepig lachje. Op dat moment werd het zwart voor mijn ogen. Ik had me al die tijd lopen opfokken.
(…)
Ik ben achter hem aangelopen, naar binnen toe en heb een klap verkocht eerst. Daarna heb ik nog één keer achter hem aangestampt. Die andere die bij me zat, die [verdachte] (
het hof begrijpt: medeverdachte [verdachte]), bleef maar wat nastampen.
(…)
Daarna zijn we naar buiten gelopen en hebben we de televisie en de computerkast meegenomen. Ik heb toen mijn auto gepakt, heb de spullen erin gezet en ben toen weer weggegaan. Ik heb de auto weer terug op de parkeerplaats gezet. De televisie heeft [verdachte] meegenomen naar zijn huis toe.
(…)
Ik ben [verdachte] die zaterdag 27 juni 2020 tegen gekomen op dat feestje en zei tegen [verdachte] of hij met mij mee naar huis wilde gaan om wat verder te gaan drinken.
(…)
We zijn een rondje gaan lopen. Toen zijn we op het terras wat gaan drinken. Ik heb nog een lijntje genomen en wat gedronken. [slachtoffer 1] kwam toen zijn woning naar buiten en liep naar rechts. Meestal gaat [slachtoffer 1] dan via de centrale ingang naar de bus. Toen [slachtoffer 1] weer terug kwam en dat geniepige lachje had, toen sloegen bij mij de stoppen door.
(…)
Ik ben achter hem aan gesprongen over het hek.
(…)
V: Hoe gaf je hem een klap op zijn hoofd?
A: Met mijn vuist.
(…)
V: Wat gebeurde er met [slachtoffer 1] toen je hem sloeg?
A: Die viel op de grond. Ik heb hem toen een schop nagegeven toen [slachtoffer 1] op de grond lag.
(…)
V: Waar is [verdachte] in dat hele verhaal?
[verdachte] is achter mij aangesprongen. (…) Toen ik binnen in de woning van [slachtoffer 1] was. (…) Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 1] aan het stampen was. (…) Ik heb gezegd dat hij moest stoppen omdat hij anders [slachtoffer 1] dood zou stampen.
(…)
Ik heb de televisie gepakt. Ik heb toen de computerkast losgetrokken en op de tafel gezet. Ik heb de televisie en dat alarmding in mijn handen en [verdachte] heeft de computerkast mee naar buiten genomen.
5. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 9 juli 2020 (pagina’s 192-196), voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte [medeverdachte] :
V: Waar heb je [slachtoffer 1] (
het hof begrijpt: slachtoffer [slachtoffer 1]) precies geschopt?
A: Dat was tegen het achterhoofd aan.
O: Verdachte wijst aan zijn achterhoofd net boven zijn nek.
(…)
Ik was bij de televisie. Ik pakte die op, draaide me om en zag dat [verdachte] [slachtoffer 1] toen schopte.
6. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 juli 2020 (pagina’s 197-210), voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte [medeverdachte] :
Toen ik achter hem (
het hof begrijpt: slachtoffer [slachtoffer 1]) aan liep heb ik de deur open gegooid en hem een klap tegen het achterhoofd van hem verkocht.
7. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 juli 2020 (pagina’s 309-317), voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte [verdachte] :
[medeverdachte] en ik waren in Caberg op het kamp op een feestje. Na een uur of anderhalf vraagt hij aan mij of ik mee ging naar hem om iets te drinken. (…) We zijn naar hem gereden.
(…)
Ik zag de buurman van [medeverdachte] (
het hof begrijpt: slachtofer [slachtoffer 1]) uit de woning komen toen wij ongeveer 10 á 15 minuten op het terras bij [medeverdachte] zaten.
(…)
Op 27 juni 2020 is [medeverdachte] (
het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte]) in de woning van zijn buurman aan [adres 2] geweest.
(…)
Ik kom de woning in en zie die man (
het hof begrijpt: [slachtoffer 1]) liggen.
(…)
Zoals ik weet heeft [medeverdachte] een tv, pc, alarmkast en de portemonnee van die man meegenomen.
8. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 juni 2020 (pagina’s 399-400), voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] :
Op 28 juli 2020 omstreeks 19:20 uur waren wij ter plaatse. Ik, [verbalisant 7] , heb de directe omgeving van de woning met lint afgezet als buitenring van de plaats delict. Ik, [verbalisant 6] , zag dat er een tweetal vrouwen naast de woning van het slachtoffer stonden. Deze vrouwen verklaarden te zijn:
Naam: [betrokkene 6]
(…)
Naam: [betrokkene 6]
(…)
Desgevraagd verklaarde [betrokkene 6] kort en zakelijk samengevat dat:
- De buurman van huisnummer [adres 3] (
het hof begrijpt: de verdachte [medeverdachte]) vandaag voor de deur stond;
(…)
- Deze buurman verklaarde dat de bewoner van [adres 2] , [slachtoffer 1] , voor de bank op de grond lag
- Zij hierop gevraagd had aan de bewoner van [adres 3] waarom hij de politie niet had gebeld;
- Deze buurman verklaarde dat hij pas zou bellen met de politie als hij [slachtoffer 1] zou ruiken;
- Deze buurman vervolgens weer weggelopen was;
9. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 juli 2020 (pagina’s 406-407), voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] :
Op donderdag 2 juli 2020, omstreeks 11.20 uur, bevonden wij ons op de parkeerplaats, gelegen aan de Rosemarije te Maastricht. Wij zagen dat op de parkeerplaats een personenauto, merk Opel Vectra, voorzien van het kenteken [kenteken] , stond geparkeerd.
(…)
Uit het onderzoek IJsgors was ons ambtshalve bekend, dat genoemde personenauto wordt gebruikt door de verdachte [medeverdachte] . Uit onderzoek is verder gebleken dat onder andere [medeverdachte] en een onbekende man op zaterdag 27 juni 2020, omstreeks 19.00 uur, een televisie en een andere voorwerp in genoemd voertuig neerleggen. Op dat moment stond het voertuig geparkeerd aan de Rosemarije te Maastricht in de nabijheid van perceel [adres 2] . Bij een onderzoek in de woning van [adres 2] bleek dat onder meer een televisie en computer verdwenen was.
(…)
Ik, verbalisant [verbalisant 8] , voelde dat de kofferbak niet was afgesloten. Ik, verbalisant [verbalisant 8] , opende de kofferbak en ik zag daar een computer desktop van het merk Medion liggen.
10. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juli 2020 (pagina’s 417-419), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 10] :
Ik beluisterde een gesprek. Ik zag dat er gebeld werd met telefoonnummer [telefoonnummer 1] (NNM5395) dit nummer maakte contact met telefoonnummer [telefoonnummer 2] (NNM5820)
Naar aanleiding van een stemherkenning, van dit betreffende gesprek, die wordt opgemaakt door verbalisanten Verhoef en [verbalisant 4] , kan ervan uit gegaan worden dat NNM 5395 [medeverdachte] is.
(…)
NNM 5820 Hallo, ja jong, hahaha, jij bent niet mol
NNM 5395 Nee, ik ben niet mol, de buurman is wel mol (
het hof begrijpt: dood)
NNM 5820 Enne?
NNM 5395 Heb je het niet gezien in het nieuws?
NNM 5820 Ja, jawel. Ik vraag me af wie
NNM 5395 Dan moet ie met zijn poten van de kinderen afblijven.
NNM 5820 Ja, dat is waar pik
NNM 5395 Moet ie maar niet, moet ie maar niet z'n eigen aftrekken aan mijn dochter, snap je
NNM 5820 Ja man
(…)
NNM 5395 Ja, ik ben gewoon aan het werk, niks aan de hand. Hij is eeehh, 2 dagen heeft hij dood in zijn huis gelegen.
NNM 5820 Neeeeee
NNM 5395 Ja. Ik had gezopen enzo. En ik heb hem gelijk Morske dee gemaakt (
het hof begrijpt: morsdood gemaakt)
NNM 5820 Ja, dat gebeurt pik, als je link wordt... enne snuiven (praten door elkaar)
NNM 5395 Ja en en en en M had ik op en ik had coke op. Ik was bij [betrokkene 2] op dat feest. Ben ik zaterdag om half 7 naar huis gefietst, heb ik eehhh
NNM 5820 Ik heb je niet gezien, man
NNM 5395 Ja ik ben pas s'-avonds laat gekomen, rond een uur of 10.
NNM 5820 OOOOHHH
NNM 5395 En dan ben ik daar gaan buizen. En dan kwam [verdachte] die kwam ook nog, dus je weet hoe dat ging, huphuphup dit en nog een flinke en nog een hele halve, klaar naar huis toe. En toen kwam tie naar binnen
NNM 5820 Dan voel je niks meer, he
NNM 5395 Nee, en (NTV), die..... (NTV) erachteraan. En ik geef hem een paar. Hij ligt
op de grond (…) achterop die kop blijven nastampen. En bovenop he, bovenop blijven doen. 2 Dagen heeft hij mol in zijn kiet gelegen, toen is de wouten gekomen.
NNM 5820 Maar dat is niet die homo, he
NNM 5395 Nee, die pedofiel is dat, die naast hem woont.
NNM 5820 Oh eh
NNM 5820 Inderdaad pik
NNM5395 Daarom, ik hou me ook een beetje rustig, zo thuis ook , ik doe ook gewoon mijn ding.
NNM 5820 Ik zou hetzelfde gedaan hebben, pik. Ik denk dat ik precies hetzelfde gedaan had, pik.
NNM 5395 Ja daarom, ik denk het ook. Want ik ben 2 dagen ben ik pleite geweest. [betrokkene 2] (NG), is me al 2 dagen aan het bellen en aan het zoeken. Hij belt me op ja ja
NNM 5820 Alleen de presco (fonetisch) die denken anders, pik. Maar wij burgers, wij denken allemaal zo, pik
NNM 5395 Ja, enne [betrokkene 2] die zegt zo, waar ben je? Ik zeg thuis, jij bent 2 dagen pleite geweest, zegt ie, heb je ook het nieuws gezien?. Ik zei hou je muil pik. Ze wisten het allemaal. Iedereen weet het al, dus ja , heb ik de schijt aan. Ze weten nou ook waar ze mee te maken hebben, ze moeten niet ruzie met me maken.
NNM 5820 Ik wou net zeggen pik, het gaat om kinderen, he. Pik het gaat niet om eeehhh NNM 5395 Het gaat nou al rond he. [medeverdachte] dat is een moordenaar, die het er ene kapot gestampt, gewoon gestampt, zonder wapen, gewoon gestampt
NNM 5820 Ja, maar wel uitkijken pik, want je weet toch
NNM 5395 Nouja, moeten ze zelf weten, maar ze moeten eerst bewijs hebben, he
NNM 5820 Jaja, maar je weet toch, praters
NNM 5395 Ja, dat weet ik
NNM 5820 Die kunnen niet hun lip houden, man
NNM 3295 Dat moeten ze zelf weten, dus eeehh
NNM 5820 Ja, maar dat is jouw nadeel, he pik.Je weet toch
NNM 3295 Jaja, ze geven ons ook gelijk.
NNM 5820 Ja, dat is goeie man.
NNM 3295 Enne?
NNM 5820 Ochja, nee is goed pik. Ik had je een paar keer gebeld. Ik dacht die heeft misschien ene neergetrapt ofzo
NNM 3295 huhuhu. Is een tijdje rustig geweest.
NNM 5820 Ja, je weet wat ik bedoel, pik.
NNM 3295 Wat dacht je toen je op het nieuws zag? Onverstaanbaar (NTV) Wat dacht je?
NNM 5820 Ik denk, effe [medeverdachte] eens bellen, kijken wat met hem aan de hand is..
11. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 augustus 2020 (pagina’s 537-574), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 11] :
De telefoon op naam van en in gebruik bij
[medeverdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 1996, wonende te [adres 3] .
voorzien van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] werd opgenomen en afgeluisterd.
De gesprekken werden verwerkt in de taplijn TA002.
(…)
Gesprek TA002- sessienr. 2652 gevoerd op 3 juli 2020 tussen [medeverdachte] en een onbekende man te bereiken op telefoonnummer [telefoonnummer 2] op naam van [betrokkene 1] , [adres 5] .
Inhoud: Tijdens het gesprek vertelt [medeverdachte] samengevat dat hij hem heeft doodgetrapt. [medeverdachte] had met schoenen aan(…) tegen zijn hoofd getrapt. Hij had toen nog 2 dagen in huis gelegen alvorens de politie kwam.
Als reden voert [medeverdachte] aan dat hij pedofiel was.
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1973,
verblijvende in de penitentiaire inrichting Op de Geer te Sittard
gevoerde telefoongesprekken werden opgenomen en afgeluisterd. De gesprekken werden verwerkt in de taplijn TA008.
(…)
Gesprek TA008-sessienr. 3 gevoerd op 17 juli 2020 tussen [verdachte] en een onbekende man die te bereiken is op telefoonnummer [telefoonnummer 3] op naam van [betrokkene 3] , [adres 6] .
Tijdens het gesprek zegt [verdachte] samengevat dat [medeverdachte] hem verlinkt heeft.
Beller: [telefoonnummer 1] Datum: 03-07-2020 Gebelde: [telefoonnummer 2]
Tnv: [medeverdachte] [betrokkene 1]
(…)
NNM 5820 Hallo, ja jong, hahaha, jij bent niet mol NNM 5395 Nee, ik ben niet mol, de buurman is wel mol NNM 5820 Enne?
NNM 5395 Heb je het niet gezien in het nieuws?
NNM 5820 Ja, jawel. Ik vraag me af wie
NNM 5395 Dan moet ie met zijn poten van de kinderen afblijven.
NNM 5820 Ja, dat is waar pik
NNM 5395 Moet ie maar niet, moet ie maar niet z'n eigen aftrekken aan mijn dochter, snap je NNM 5820 Ja man
NNM 5395 Daarom poekel (???) ik niet veel via de telefoon
NNM 5820 Ik wou net zeggen, pik. Daarom mijn antwoord , werk je al, je weet toch.
NNM 5395 Ja, ik ben gewoon aan het werk, niks aan de hand. Hij is eeehh, 2 dagen heeft hij dood in zijn huis gelegen.
NNM 5820 Neeeeee
NNM 5395 Ja. Ik had gezopen enzo. En ik heb hem gelijk Morske dee gemaakt (??? fonetisch)
NNM 5820 Ja, dat gebeurt pik, als je link wordt... enne snuiven (praten door elkaar)
NNM 5395 Ja en en en en M had ik op en ik had coke op. Ik was bij [betrokkene 2] op dat feest. Ben ik zaterdag om half 7 naar
huis gefietst, heb ik eehhh
(…)
NNM 5395 En dan ben ik daar gaan buizen. En dan kwam [verdachte] die kwam ook nog, dus je weet hoe dat ging, huphuphup dit en nog een flinke en nog een hele halve, klaar naar huis toe.
En toen kwam tie naar binnen NNM 5820 Dan voel je niks meer, he
NNM 5395 Nee, en (NTV), die..... (NTV) erachteraan (????). En ik geef hem een paar. Hij ligt op de grond, met met mijn
bouwschoenen, achterop die kop blijven nastampen. En bovenop he, bovenop blijven doen. 2 Dagen heeft hij mol in zijn kiet
gelegen, toen is de wouten gekomen
(…)
NNM 5395 Ja, ik ben moordenaar, hehehehe, ja nou voor dat ben ik trots op.
(…)
NNM 5395 Het gaat nou al rond he. [medeverdachte] dat is een moordenaar, die het er ene kapot gestampt, gewoon gestampt, zonder wapen, gewoon gestampt
Beller: [telefoonnummer 4] Datum 17-07-2020 Gebelde: [telefoonnummer 3]
Naam: NNM9091 [verdachte] Tnv: [betrokkene 3]
(…)
NNM9091 [verdachte] = W
NNM3102 = N
(…)
W: Ja ja maar die [medeverdachte] heeft me helemaal verlinkt.
12. Een rapport radiologisch onderzoek betreffende het slachtoffer [slachtoffer 1] d.d. 7 juli 2020 (pagina’s 1322-1329), voor zover inhoudende de bevindingen van deskundige prof. dr. P.A.M. Hofman:
Maastricht Universitair Medisch Centrum
RVE Beeldvorming en Laboratoria
Unit Forensische Radiologie
De vraagstellingen zijn als volgt:
• Duiden de afwijkingen van het slachtoffer op extern inwerkend geweld of zijn het
ziekelijke afwijkingen?
• Beschrijf de letsels die zichtbaar zijn? Geef visualisatie?
• Zijn er meerdere geweldsinwerkingen? Zo ja, zijn er meerdere soorten
geweldsinwerking?
• Kunnen de letsels verklaard worden door één of meerdere voorwerpen? Zo ja, kan
vanuit de letsels iets meer over de vorm van de voorwerpen gezegd worden?
• Kan er indien er letsel wordt aangetroffen iets worden gezegd over de afmeting van het
letsel?
• Hoe groot is de kans op overlijden bij dit/deze letsels?
Interpretatie van de letsels
Er zijn zwellingen en bloedingen van de onderhuidse wekedelen aan de rechterzijde van het hoofd en boven het rechteroog. Tevens worden zwellingen van de onderhuidse wekedelen gezien aan de voorzijde van de rechter bovenarm. Er is een bloeding tussen het harde hersenvlies en het spinnenwebvlies aan de rechterzijde van het hoofd en er zijn meerdere kleine bloedingen in de hersenen.
De zwellingen van de onderhuidse wekedelen van de bovenarm zijn het gevolg van stompe externe geweldsinwerking op de rechter bovenarm. De zwellingen van de onderhuidse wekedelen van het hoofd zijn met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid het gevolg van heftige stomp externe geweldsinwerking op de rechterzijde van het hoofd. De bloeding tussen het harde hersenvlies en het spinnenwebvlies en de bloedingen in de hersenen zijn met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid veroorzaakte door heftige stomp extern geweldsinwerking op het hoofd.
(…)
De afwijkingen duiden op stomp extern inwerkend geweld, het zijn geen ziekelijke afwijkingen.
(…)
Er zijn minimaal twee geweldsinwerkingen, één op de rechter bovenarm en één op de rechterzijde van het hoofd. Er kan sprake geweest zijn van meerdere geweldsinwerkingen. Er is sprake van een type geweldsinwerking, stomp extern inwerkend geweld.
Kan er indien er letsel wordt aangetroffen iets worden gezegd over de afmeting van het letsel?
De afmeting van de wekedelen zwelling op de rechterzijkant van het hoofd is circa 14
cm voor-achterwaarts en circa 8,5 cm kruin-voetwaarts. Op het voorhoofd gemeten is
de afmeting circa 5,5 cm links-rechts en circa 8,8 cm kruin-voetwaarts.
Hoe groot is de kans op overlijden hij dit/deze letsels?
Om de letsels te kunnen verklaren moet er sprake zijn geweest van heftige
geweldsinwerking op het hoofd. Heftige geweldsinwerking die bloedingen diep in de
hersenen veroorzaakt kan leiden tot het overlijden van een slachtoffer, met name in de
eerste dagen na de geweldsinwerking.
13. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 december 2020 (pagina’s 683-686), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 12] inclusief bijlagen:
Handmatig heb ik in de telefoon van verdachte [medeverdachte] bij het account “ [medeverdachte] ” een Facebook Messenger chat bekeken met het contact “ [verdachte] '.
(…)
Ik heb foto’s gemaakt van deze chat en deze staan hieronder vermeld.
Het hof neemt op de bedoelde foto’s van de chat de volgende geschreven teksten waar:
(…)
[verdachte] : Deisje nhe
1 sttttttttrt
[verdachte] : Wahahahahah
Duim-emoticon
[medeverdachte] : Hahahaha
Molio maas die
[verdachte] : Schijt
Wahahahaha
De tekst “Molio maas die” kan geïnterpreteerd worden als spreektaal en dan zou je deze tekst kunnen interpreteren als “die van Maastricht is dood”.
Opmerking hof: dit betreft een conclusie van de verbalisant. Het hof deelt die conclusie.
14. Een forensisch geneeskundige letselbeschrijving d.d. 30 juni 2020 (pagina’s 1306-1312), voor zover inhoudende de bevindingen van M. van den Bongard:
Betrokkene:
Naam en geboortedatum: Dhr, [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 3] 1972
Letselbeschrijving: Naar aanleiding van het verzoek van mevrouw [betrokkene 7] , (Politie Eenheid Limburg, Forensische Opsporing) inzake het instellen van een forensisch geneeskundig onderzoek van dhr. [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 3] 1972 te [geboorteplaats 3] , vond dit onderzoek plaats op 30-06-2020 op de afdeling F3, intensive care unit van het MUMC+ te Maastricht. Op mijn verzoek en aanwijzing werden van de beschreven bevindingen foto's gemaakt door [betrokkene 8] , Forensische opsporing, Politie Eenheid Limburg. De gemaakte
foto's (nummers 01 tot en met 20 ) zijn terug te vinden in de bijlage.
Dhr. [slachtoffer 1] was buiten bewustzijn en kon op dat moment geen toestemming geven voor het onderzoek. Schriftelijke toestemming werd verkregen van zijn broer, dhr [betrokkene 4] geboren op [geboortedag 4] 1966.
1. Hoofd
1.1Op de linkerzijde van het voorhoofd, bij de haargrens, bevindt zich een verticaal verlopend oppervlakkig huidletsel met een lengte van ongeveer 3 cm en een breedte van maximaal enkele millimeters en dat bedekt is met een korst.
1.2Op de rechterzijde van het gezicht/ hoofd bevindt zich een huidletsel vanaf het midden van het rechteroor tot de onderzijde van het rechteroog inclusief een gedeelte van het onderste en bovenste ooglid. Het huidletsel breidt zich naar boven en naar de zijkant uit tot aan de haargrens met een totale oppervlakte van ongeveer 10x10 cm. In dit gebied bevinden zich meerdere afzonderlijke huidletsels:
1.2.1Voor het rechteroor een huidletsel met een afmeting van ongeveer 4 x 3 cm met een vochtig en verheven oppervlak ten opzichte van de omliggende huid, een bleke grijze kleur en een matig scherpbegrensde roodbruine rand.
1.2.2Meerdere oppervlakkige huidletsels op de rechterzijde van het hoofd met verschillende afmetingen en met een roodbruin oppervlak. De tussen de afzonderlijke letsels liggende huid is bleek ten opzichte van de huid buiten het letsel (totaal opp. 10x10 cm).
(Foto 17)
2. Rechterborsthelft
Een huidletsel met een lichtrode kleur gelegen boven de rechtertepel dat zich uitbreidt vanaf het borstbeen over de hele breedte tot aan de verticale lijn die virtueel door de tepel loopt. Het gebied heeft centraal een lichtbruine kleur met korstvorming met rondom een lichtrode band met een breedte variërend van ongeveer 1 tot 1,5 cm.
3. Rechterschouder
Op de rechterschouder bevindt zich boven een tatoeage een huidletsel met een afmeting van ongeveer 4 x 5 cm met een glad oppervlak met aan de randen korstjes. Het letsel is matig scherpbegrensd met rondom een band met een breedte van maximaal 1 cm die een lichtrode kleur heeft.
4. Rechterarm
4.1Aan de binnenzijde van de rechterbovenarm vanaf de elleboog tot halverwege de bovenarm is een roodpaarse huidverkleuring zichtbaar met een onscherpe begrenzing.
De verkleuring is gedeeltelijk gelijkmatig verdeeld en gedeeltelijk in de vorm van kleine puntjes (puntvormig) en is verspreid over een gebied van ongeveer 15x10 cm.
4.2Aan de binnenzijde van de rechterbovenarm dichtbij de oksel bevindt zich een streepvormige paarse huidverkleuring met een lengte van 1 tot 1,5 cm die bijna parallel loopt aan de contour van de bovenarm.
(…)
De onder 1.2.1 beschreven huidafwijking is een schaafwond met een vochtig oppervlak. Een schaafwond ontstaat door schuren van de huid langs een ruw oppervlak, zoals bijvoorbeeld een straattegel of schuurmachine, waarbij de opperhuid wordt afgeschraapt of afgestroopt. Bij een verse schaafwond geven de rechtlijnige ontvellingen ook de richting van de beweging van het schurend oppervlak langs de huid aan door groefjes en velletjes die aan het eind van de wond gekruld omhoog steken. Het vochtige oppervlak van de schaafwond is veroorzaakt door het tegen elkaar aanliggen van de huid van de schouder en de zijkant van het gezicht.1
-De huidafwijkingen onder 4.1 en 4.2 zijn hematomen. Een hematoom is een niet wegdrukbare, matig scherp begrensde verkleuring van de huid als uiting van hieronder liggende bloed- en vochtophoping na beschadiging van bloedvaten en weefsels, die net zoals een zwelling kan ontstaan door uitwendige inwerking van stomp mechanische, botsende of samendrukkende, krachten met of tegen een voorwerp op een lichaamsdeel, zoals bijvoorbeeld slaan (al dan niet met een voorwerp), stompen, schoppen, stoten, vallen of bijvoorbeeld knijpen.
15. Een rapport radiologisch onderzoek d.d. 12 oktober 2020 (pagina’s 1360-1371), voor zover inhoudende de bevindingen van deskundige prof. Dr. P.A.M. Hofman:
Zaakgegevens
(…)
Naam slachtoffer: [slachtoffer 1]
Geboortedatum slachtoffer: [geboortedag 3] 1972
Er zijn tekenen van extern stomp inwerkend geweld op het hoofd, de hals en de rechterbovenarm. Er zijn minimaal drie punten waarop de geweldsinwerking heeft plaats gevonden, de rechter bovenarm, rechts op de hals en op de rechterzijde van het hoofd.
(…)
Diffuse bloedingen in de hersenen ten gevolge van het stomp extern inwerkend geweld op het hoofd, leiden tot functiestoornissen van de hersenen en bewustzijnsverlies. De functiestoornissen van de hersenenstam uiten zich onder andere in stoornissen in de vitale functie (o.a. ademhaling, regulatie bloeddruk en hartslag) en slikstoornissen. Zonder medisch ingrijpen zal dit leiden tot de dood. De vastgestelde tekenen van inademing van vocht en dense structuren en het vastgestelde hersenletsel maakt het zeer waarschijnlijk dat de dood is ingetreden door functiestoornissen van de hersenen gevolgd door ziekelijke verwikkelingen door deze functiestoornissen met onder andere inademing van onder andere vocht. Hierdoor zijn functiestoornissen van de longen ontstaan. De combinatie van functiestoornissen van de hersenen en de longen hebben met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid geleid tot het intreden van de dood.
16. Een voorlopig sectierapport d.d. 20 juli 2020 (pagina’s 1378-1381), voor zover inhoudende de bevindingen van deskundige Dr. J. Fronczek:
Voorlopige interpretatie:
Sectie nummer : 2020-145
NFI Zaak nummer : 2020.07.17.051
SIN-nummer : AAMH2372NL
Naam : [slachtoffer 1]
Geboortedatum : [geboortedag 3] 1972
De sectiebevindingen zijn niet in tegenspraak met de verkregen (medische) informatie, namelijk dat [slachtoffer 1] na doorgemaakt geweld op het hoofd ernstige hersenfunctiestoornissen zou hebben ontwikkeld met noodzaak tot ziekenhuisopname en intubatie. Bij beeldvorming in het ziekenhuis zou een bloeduitstorting onder het harde hersenvlies en hersenschade zijn gezien. Ingezette therapieën mochten niet baten en er zou een uitzichtloze situatie zijn ontstaan, waarop de behandeling zou zijn gestaakt en hij overleed.
Bij sectie werden tekenen van bij leven ingewerkt uitwendig mechanisch stomp botsend geweld op het hoofd vastgesteld (sub A3). Deze letsels kunnen door bijvoorbeeld vallen of slaan (al of niet met een voorwerp) zijn opgeleverd. Er waren tekenen van doorgemaakte bloeduitstorting onder het harde hersenvlies (subduraal) rechts en beschadiging van hersenweefsel rechts zijwaarts. Neuropathologisch onderzoek van de hersenen is ingezet om meer inzicht te krijgen in de ernst en uitgebreidheid van de traumatische afwijkingen en de aanwezigheid van eventuele ziekelijke afwijkingen in de hersenen. De letsels aan het hoofd hebben opname in een ziekenhuis noodzakelijk gemaakt.
(…)
De letsels sub A4 zijn bij leven ontstaan als gevolg van uitwendig mechanisch stomp botsend , mogelijk deels drukkend geweld, zoals (zich) stoten, vallen of geslagen worden.
17. Een pathologisch rapport d.d. 26 november 2020 (pagina’s 1382-1389), voor zover inhoudende de bevindingen van deskundige Dr. J. Fronczek:
Overledene [slachtoffer 1]
Bij sectie werden tekenen van bij leven ingewerkt meervoudig stomp botsend geweld op het hoofd vastgesteld (sub A3). Deze letsels kunnen door bijvoorbeeld vallen of slaan (al of niet met een voorwerp) zijn opgeleverd.
(…)
Als zodanig zijn de sectiebevindingen niet in tegenspraak met de verkregen (medische) informatie, namelijk dat [slachtoffer 1] na doorgemaakt geweld op het hoofd ernstige hersenfunctiestoornissen zou hebben ontwikkeld met noodzaak tot ziekenhuisopname, het ontstaan van een uitzichtloze situatie en het uiteindelijke overlijden tot gevolg.
(…)
De noodzaak tot ziekenhuisopname, het ontstaan van een uitzichtloze situatie en het uiteindelijke overlijden van [slachtoffer 1] , 47 jaren oud, wordt verklaard door de verwikkelingen van stomp botsende geweldsinwerking op het hoofd.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
i. Ten aanzien van de selectie en waardering van de verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte]
Net als de rechtbank, heeft ook het hof zich vooral voor de vraag gesteld gezien van welke door de medeverdachte [medeverdachte] afgelegde verklaring(en) het dient uit te gaan. Anders gezegd, het hof zich gesteld voor de vraag aan welke door de medeverdachte [medeverdachte] afgelegde verklaring de meeste betrouwbaarheid toekomt.
Het hof zal, zoals ook de rechtbank heeft gedaan, uitgaan van de verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte] die hij heeft afgelegd bij de politie op 8 en 9 juli 2020.
De door [medeverdachte] afgelegde verklaringen van 8 en 9 juli 2020 komen er – kort samengevat – op neer dat hij eerder onware verklaringen had afgelegd en dat hij nu de waarheid ging vertellen, dat hij op die bewuste dag achter het slachtoffer aan diens woning is in gelopen, dat verdachte [verdachte] achter hem aan kwam, dat hij het slachtoffer vervolgens met zijn rechtervuist een klap tegen zijn achterhoofd gaf, dat het slachtoffer op de grond viel, dat hij het slachtoffer vervolgens een schop heeft gegeven tegen tegen het achterhoofd, net boven de nek, dat hij vervolgens de televisie en alarm kast heeft gepakt, dat hij, toen hij de tv in zijn handen had, zag dat verdachte [verdachte] het slachtoffer aan het “nastampen” was, dat verdachte [verdachte] de computerkast heeft gepakt en dat ze vervolgens de woning van [slachtoffer 1] met de televisie, computerkast en alarmkast hebben verlaten.
Het hof acht deze door de medeverdachte [medeverdachte] afgelegde verklaringen het meest betrouwbaar. Deze verklaringen zijn zeer kort na het bewezenverklaarde afgelegd en vinden steun in de (telefoon)gesprekken tussen [medeverdachte] en meerdere anderen, waarin [medeverdachte] zich onbespied waande.
Het hof wijst in dat verband in de eerste plaats op de inhoud van het hierboven onder nr. 10 genoemde bewijsmiddel, waarin de medeverdachte onder meer uitlatingen doet over hetgeen in de woning van het slachtoffer heeft plaatsgevonden en welke geweldshandelingen zijn verricht.
In de tweede plaats heeft het hof acht geslagen op de inhoud van de telefonische conversatie op 18 juli 2020 tussen de medeverdachte en zijn ex-partner, tevens de moeder van diens dochtertje [betrokkene 5] . Tijdens dit gesprek vraagt [betrokkene 5] wat er aan de hand is. Medeverdachte [medeverdachte] zegt dat “hij” (
het hof begrijpt: het slachtoffer) zich had afgetrokken op [medeverdachte] en dat “hij” (
het hof begrijpt: het slachtoffer) [medeverdachte] wilde aanranden en dat de zaak toen uit de hand is gelopen. De medeverdachte heeft in dit gesprek onder andere gezegd:
“Toen kwam die langs gelopen en in een keer zei hij waar is je dochtertje toen ben ik uit
geflipt
“Ja, hij is volgens mij mol (..)
“Ja uh, binnen 24 uur moet hij sterven en dan is het pas moord hé"; (..)
“.. ik heb me altijd ingehouden. En de politie deed maar niks, niks deden ze. ”
“Ja, daarna pas die dag toen die langs kwam lopen zei hij weer Waar is je dochtertje,
toen is de stoppen doorgeslagen. Ik heb me maanden lang liggen op te fokken".
Op de vraag van [betrokkene 5] “of ze wel alles weten”, antwoordde de verdachte:
“Ja, ze weten, ik heb alles eerlijk toe moeten geven. Ik moest wel (..) ”.
(Zie het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 augustus 2020, pagina 540, in onderlinge samenhang bezien met het geschrift, te weten bijlage 17 van het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 augustus 2020, opgenomen op pagina’s 569 en 570 van het einddossier).
Het hof stelt vast dat deze telefonische conversatie tussen de medeverdachte [medeverdachte] en [betrokkene 5] dateert van 18 juli 2020. Dat ligt na de door de medeverdachte bij de politie afgelegde verklaringen van 8 en 9 juli. De uitlating van de medeverdachte in het telefoongesprek met [betrokkene 5] dat hij “alles eerlijk toe [heeft] moeten geven” ziet kennelijk op die eerder door hem afgelegde verklaringen. De eerstvolgende door de medeverdachte afgelegde verklaring bij de politie dateert immers pas van 21 juli 2020.
In de derde plaats vindt het hof in de omstandigheid dat de medeverdachte zichzelf in zijn verklaringen van 8 en 9 juli het meest belast, een belangrijk aanknopingspunt voor het oordeel dat deze verklaringen het meest waarheidsgetrouw zijn. Hij blijft zichzelf belasten door zichzelf als initiator van het geweld aan te wijzen én hij neemt de verantwoordelijkheid voor ernstige geweldshandelingen, namelijk die tegen het hoofd van het slachtoffer. De door de medeverdachte beschreven geweldshandelingen passen bij de geconstateerde letsels aan en bloedingen in het hoofd van het slachtoffer, die volgens de radioloog zijn ontstaan door heftige stomp externe geweldsinwerking op de rechterzijde van het hoofd. De verklaring van de medeverdachte dat ook de verdachte het slachtoffer heeft geschopt past ook in het geheel aan geconstateerde letsels bij het slachtoffer. Dat betekent dat het hof ook uitgaat van de verklaringen van de medeverdachte van 8 en 9 juli 2020 waarin hij heeft verklaard dat ook de verdachte het slachtoffer schopte toen deze al op de grond lag en toen van de medeverdachte al een harde klap tegen het achterhoofd en een schop/trap tegen het achterhoofd had gehad. Dat sprake is geweest van een gezamenlijke betrokkenheid bij het geweld op het slachtoffer door de verdachte en de medeverdachte vindt overigens ook steun in het hierboven bij de bewijsmiddelen onder nr. 10 genoemde tapgesprek van 3 juli 2020. Daarin heeft de medeverdachte het immers over “ons”, hetgeen de betrokkenheid van een mededader impliceert.
Het feit dat later is gebleken dat de medeverdachte op sommige punten ook aantoonbaar onjuist heeft verklaard, bijvoorbeeld over het feit dat hij het slachtoffer met bouwschoenen aan heeft geschopt terwijl later door hem is verklaard dat hij witte sneakers droeg toen hij het slachtoffer tegen het hoofd schopte (hetgeen steun vindt in forensisch DNA onderzoek aan in de woning van de medeverdachte aangetroffen witte sneakers met daarop bloed van het slachtoffer), brengt het hof niet tot een ander oordeel.
Het feit dat medeverdachte [medeverdachte] in zijn na 9 juli 2020 afgelegde verklaringen de exacte gedragingen van de verdachte heeft afgezwakt, brengt het hof niet tot een andere weging en waardering van de voor het bewijs gebruikte verklaringen van de medeverdachte. Het hof constateert namelijk dat de medeverdachte, hoewel het opvallend is dat de rol van de verdachte door de medeverdachte iets minder specifiek wordt geduid en iets wordt afgezwakt, ook in die later afgelegde verklaringen de verdachte op de plaats delict blijft plaatsen, blijft hij verklaren dat de verdachte bij het slachtoffer geweld heeft gebruikt en ook het moment waarop dat door de verdachte zou zijn gedaan, blijft in de kern gelijk. Bovendien, ter terechtzitting in eerste aanleg is de medeverdachte door de officier van justitie voorgehouden dat het medeplegen van het tenlastegelegde een hogere straf(eis) zou kunnen betekenen en desondanks blijft de medeverdachte erbij dat ook de medeverdachte geweldshandelingen heeft verricht.
In bovenstaande overwegingen vindt het betoog van de verdediging, dat van een andere lezing van de verdachte dient te worden uitgegaan, zijn weerlegging.
ii. Feitelijke gedragingen
Op basis van in de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen in samenhang bezien met hetgeen hiervoor is overwogen, stelt het hof omtrent de door de verdachte verrichte geweldshandelingen feitelijk vast dat medeverdachte achter het slachtoffer [slachtoffer 1] is aangelopen zijn huis in, vervolgens het slachtoffer met kracht heeft geslagen tegen het achterhoofd en hem daarna met kracht en geschoeide voet tegen het achterhoofd, net boven de nek, heeft geschopt en dat de verdachte, toen het slachtoffer op de grond lag en nadat de verdachte zijn geweldshandelingen had verricht, ook tegen het slachtoffer heeft ‘geschopt’.
iii. Voorwaardelijk opzet op de dood
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Er is geen grond de inhoud van het begrip 'aanmerkelijke kans' afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten (HR 25 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AE9049,NJ2003/552). Onder “de naar algemene ervaringsregels aanmerkelijke kans” dient te worden verstaan “de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid” (vgl. HR 29 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:718,NJ2019/103, m.nt. Wolswijk). Het hof overweegt als volgt.
Vooropgesteld moet worden dat het toepassen van krachtig geweld tegen het hoofd, zijnde een vitaal en kwetsbaar lichaamsdeel, onder omstandigheden de aanmerkelijke kans met zich kan brengen dat het slachtoffer door dat geweld komt te overlijden. Het louter slaan en schoppen tegen het hoofd, lijkt nog niet op zichzelf reeds die aanmerkelijke kans in het leven te roepen. Of dat het geval is, hangt in de eerste plaats af van de aard en intensiteit van het toegepaste geweld, hetgeen bijvoorbeeld kan worden afgeleid uit medische informatie omtrent het ontstane letsel. Naarmate het geweld intenser is, is eerder sprake van een aanmerkelijke kans op het overlijden van het slachtoffer. Daarnaast is ook de toestand van het slachtoffer op het moment dat het geweld op het hoofd wordt uitgeoefend een belangrijke factor. In een geval als het onderhavige, waarin het ook gaat om schoppen tegen hoofd, kan ook het gedragen schoeisel een rol van betekenis spelen bij het beantwoorden van de vraag of een aanmerkelijke kans op het overlijden van het slachtoffer heeft bestaan.
Het hof stelt aan de hand van de inhoud van de bewijsmiddelen vast dat het slachtoffer, nadat hij door de medeverdachte op zijn achterhoofd was geslagen en op de grond terecht was gekomen, met kracht met geschoeide voet tegen het achterhoofd net boven de nek is geschopt. Het is een feit van algemene bekendheid dat in deze regio van het hoofd minder bescherming van de schedel is en dat zich ook hier vitale en kwetsbare delen van het hoofd bevinden. Het ligt op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen, in het bijzonder de verklaring van de medeverdachte dat bij hem ‘de stoppen doorsloegen’ en dat het hem ‘zwart voor de ogen werd’, niet in de rede om te veronderstellen dat deze klap en schop met geschoeide voet niet met een behoorlijke kracht en intensiteit aan het slachtoffer is toegebracht. Dat past ook bij de bewoordingen die de medeverdachte in opgenomen communicatie over het geweld gebruikt en het past bij de medische informatie waarin gesproken wordt over ‘heftig stomp externe geweldsinwerking op de rechterzijde van het hoofd’. In aanmerking genomen de aard en intensiteit van het door de medeverdachte toegepaste geweld, mag worden verondersteld dat op dat moment het slachtoffer niet meer in staat was om zich adequaat te verweren en is het geen gewaagde veronderstelling dat het slachtoffer minstgenomen te versuft was om zichzelf nog te beschermen. Vervolgens heeft de verdachte ook geweld op het slachtoffer toegepast, in welk kader gesproken wordt over ‘nastampen’, hetgeen ook duidt op geweld met een behoorlijke intensiteit en kracht.
Het hof is van oordeel dat deze feiten en omstandigheden de gevolgtrekking wettigen dat er sprake was van een door verdachte en zijn medeverdachte aanvaarde aanmerkelijke kans op de dood. Naar het oordeel van het hof is de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van de verdachten zodanig gericht geweest op de dood van het slachtoffer dat het niet anders kan dan dat de verdachten deze aanmerkelijke kans bewust hebben aanvaard.
Voor zover door of namens de verdachte het verweer is gevoerd dat geen sprake is geweest van opzet op de dood van het slachtoffer, vindt dat verweer in het vorenoverwogene en de bewijsmiddelen zijn weerlegging.
In zijn arresten van 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014: 3474, NJ 2015/390, 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:718 en 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316, heeft de Hoge Raad enige algemene overwegingen over het medeplegen gegeven, in het bijzonder gericht op de afbakening tussen medeplegen en medeplichtigheid en meer in het bijzonder met het oog op gevallen waarin het medeplegen niet bestaat in gezamenlijke uitvoering. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Een en ander brengt mee dat indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), op de rechter de taak rust om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering - dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging - dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen komt het hof tot het oordeel dat de verdachten de doodslag hebben medegepleegd. De verdachte en de medeverdachte zijn allebei de woning van het slachtoffer binnengegaan, hebben beiden gezamenlijk geweld gebruikt tegen het slachtoffer en allebei goederen van het slachtoffer uit de woning zich toegeëigend. Gelet op die vaststellingen is er sprake van een gezamenlijke uitvoering van de zijde van de verdachten. Deze gedragingen geven evenmin blijk van twee aparte geweldsmomenten, integendeel. Deze gedragingen nopen tot de conclusie dat de medeverdachte zich heeft aangesloten bij en gecommitteerd heeft aan de gedragingen van de verdachte, waarna de beide verdachten het huis van het slachtoffer hebben leeggeroofd.
Voor zover door of namens de verdachte ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde het verweer is gevoerd dat geen sprake is geweest van medeplegen, vindt dat verweer in het vorenoverwogene en de bewijsmiddelen zijn weerlegging.
v. Toerekening van de dood
Het verweer van de verdediging strekkende tot vrijspraak vanwege het ontbreken van causaliteit tussen het geweld en de uiteindelijke dood van het slachtoffer wordt eveneens verworpen. Dit verweer vindt reeds zijn weerlegging in de medische rapportages. Zo heeft de radioloog gerapporteerd dat ten gevolge van het stomp extern inwerkend geweld op het hoofd diffuse bloedingen in de hersenen hebben plaatsgevonden, die hebben geleid tot onder meer functiestoornissen van de hersenen. De functiestoornissen van de hersenstam uitten zich onder andere in stoornissen in de vitale functies, waaronder ademhaling, de regulatie van bloeddruk en hartslag, alsmede slikstoornissen. De combinatie van de functiestoornissen van de hersenen en die van de longen hebben met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid geleid tot het intreden van de dood. Daarbij wijst het hof er te meer op dat de forensisch patholoog gerapporteerd heeft dat het slachtoffer, na doorgemaakt geweld op het hoofd, ernstige hersenfunctiestoornissen heeft ontwikkeld met de noodzaak tot ziekenhuisopname, waarbij een uitzichtloze situatie is ontstaan die het uiteindelijke overlijden tot gevolg heeft gehad.
Ook indien het juist zou zijn dat het slachtoffer zichzelf heeft verplaatst ná de gedragingen van de verdachten – het hof laat dat verder in het midden – maakt dat nog niet dat er daarom geen sprake is van causaliteit. Wanneer het zo is geweest dat het zwaargewonde slachtoffer, aan wie de alarmknop door de verdachten is ontnomen, nog heeft getracht om hulp te krijgen en de deur te bereiken en daar bij ten val is gekomen en dat letsel heeft veroorzaakt, acht het hof ook in dat geval het niet onredelijk om de gevolgen van deze gedragingen toe te rekenen aan de beide verdachten, immers de gedragingen vormen ten minste een onmisbare schakel in de gebeurtenissen die tot de dood hebben geleid.
Indien en voor zover het verweer van de verdediging behelst dat er een alternatieve doodsoorzaak is, vindt dat verweer zijn weerlegging in het vorenstaande. Daarbij overweegt het hof dat het een ander scenario als hoogst onwaarschijnlijk terzijde schuift.
Het hof concludeert gelet op het bovenstaande dan ook dat de verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van doodslag alsmede het medeplegen van diefstal van een televisie, een portemonnee, een computer en een alarmkastje.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 impliciet subsidiair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplegen van doodslag.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd :
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van doodslag op [slachtoffer 1] . Daarnaast is bewezenverklaard dat hij goederen heeft gestolen van [slachtoffer 1] . De verdachte is voor een aanvankelijk gezellig samenzijn met medeverdachte [medeverdachte] naar diens huis gegaan, alwaar zij op het terras voor de woning hebben gedronken en drugs hebben gebruikt. Op enig moment heeft medeverdachte [medeverdachte] slachtoffer [slachtoffer 1] gezien en is hem achterna gelopen zijn woning in alwaar medeverdachte het slachtoffer heeft geslagen en geschopt tegen het hoofd. Verdachte is daar achteraan gelopen en heeft zich vervolgens gevoegd bij de gedragingen van medeverdachte [medeverdachte] , door het weerloze slachtoffer dat op te grond lag te trappen.
Doodslag is een van de meest erge feiten die het Nederlandse Wetboek van Strafrecht kent, het maakt immers inbreuk op het recht op leven, zijnde het hoogst beschermde rechtsgoed in het Nederlandse strafrecht.
Het hof neemt het de verdachte daarbij zeer kwalijk dat hij zich – na een levensdelict te hebben gepleegd – schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van enkele goederen van het slachtoffer, waaronder een alarmkastje. De verdachte heeft zich niet bekommerd om het bewegingsloze slachtoffer, integendeel. Hij en zijn medeverdachte hebben [slachtoffer 1] voor dood achtergelaten. In werkelijkheid is [slachtoffer 1] een dag later zwaargewond in zijn woning aangetroffen en heeft hij nog drie weken in coma gelegen alvorens hij aan zijn verwondingen is overleden. Door het gewelddadige handelen van de verdachten en het vervolgens wegnemen van diens persoonlijk alarmkastje was [slachtoffer 1] kansloos en was zijn overlijden uiteindelijk niet meer af te wenden. Uit de tapgesprekken blijkt bovendien dat de verdachte met veel gelach en trots spreekt over het gebeurde.
Het overlijden van [slachtoffer 1] brengt voor de naaste omgeving veel verdriet met zich mee, zoals treffend verwoord in de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaringen. Ook de maatschappij ervaart bij een dergelijk feit gevoelens van schok, verontwaardiging en verdriet.
In het reclasseringsrapport van 8 februari 2022 staat beschreven dat het recidiverisico als hoog en het risico op letselschade als gemiddeld moet worden ingeschat. Het hoge recidiverisico wordt gevormd door een combinatie van sociaal-maatschappelijke problemen, een verstandelijke beperking, het omvangrijke strafblad en de procriminele houding van de verdachte. De verdachte heeft problemen op diverse leefgebieden, zoals zijn financiën, sociale netwerk en zijn vaardigheden in verband met zijn verstandelijke beperking en impulsregulatie.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de aard en ernst van de feiten niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Alles afwegende zal het hof de verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
i. Teruggave aan de verdachte
De onder de verdachte in beslag genomen broek en het schoeisel dienen aan hem te worden teruggegeven.
ii. Teruggave aan de rechthebbende(n)
De onder de verdachte in beslag genomen televisie van het merk Philips zullen worden geretourneerd aan de rechthebbenden, te weten de erven van [slachtoffer 1] .
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 20.000,00. De benadeelde partij is bij vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Immateriële schade als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, kan onder meer worden toegewezen indien er – zoals hier – sprake is van het oplopen van lichamelijk letsel (artikel 6:106, eerste lid, sub b, eerste volzin, van het Burgerlijk Wetboek).
Een dergelijke vordering kan ook worden ingediend door de erven van de gelaedeerde blijkens artikel 6:95, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek. Daartoe is volgens genoemd artikel ‘voldoende’ voor overgang onder algemene titel dat de gerechtigde aan de wederpartij heeft medegedeeld op de vergoeding aanspraak te maken.
Het hof overweegt in dat verband dat het in coma verkeren ertoe heeft geleid dat [slachtoffer 1] niet meer van zijn leven heeft kunnen genieten (vgl. HR 20 september 2002, NJ 2004/112).
Het hof overweegt met betrekking tot het mededelingsvereiste dat er reeds op 9 juli 2020 namens het slachtoffer [slachtoffer 1] , door mr. F.W. Oehlen, een vordering strekkende tot vergoeding van onder meer die schade is ingediend. Indachtig het feit dat de genoemde ‘mededelingsplicht’ van artikel 6:95, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek geen termijn daartoe behelst moet het ervoor worden gehouden dat met deze dit indienen van de vordering is voldaan aan de genoemde mededelingsplicht (vgl. HR 3 februari 2006, NJ 2006/121).
Het andersluidende verweer van de verdediging wordt derhalve verworpen.
Het hof overweegt ten overvloede dat afgevraagd kan worden of het onverkort vasthouden aan de mededelingsplicht aanvaardbaar is in het licht van de redelijkheid en billijkheid.
Naar het oordeel van het hof heeft [slachtoffer 1] immateriële schade geleden en is er voldaan aan de mededelingsplicht van artikel 6:95, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek. De erven van [slachtoffer 1] zijn degenen die aanspraak maken op deze vergoeding, welke toewijsbaar wordt geacht door het hof. Het hof zal de vordering naar de maatstaf van billijkheid toewijzen tot een bedrag van € 20.000.
Naar het oordeel van het hof zijn zowel verdachte als medeverdachte [verdachte] hoofdelijk aansprakelijk, nu zij als medeplegers van de doodslag op slachtoffer [slachtoffer 1] zijn veroordeeld.
Het hof zal de vordering strekkende tot vergoeding van de affectieschade aldus hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 juni 2020 2020 tot de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer 1] is toegebracht tot een bedrag van € 20.000,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor de duur van 135 dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 17.500,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Het hof heeft hiervoor geconcludeerd dat bewezen kan worden verklaard dat de verdachte verantwoordelijk is voor de dood van het slachtoffer [slachtoffer 1] . De vordering van de benadeelde wordt door de verdediging niet betwist.
Het hof overweegt dat de in artikel 6:108 lid 4 BW genoemde naasten van een door een misdrijf overleden slachtoffer vanaf 1 januari 2019 affectieschade kunnen vorderen. De aanspraak op affectieschade is een naar omvang beperkte vergoeding, die vooral beoogt het leed van de naasten en nabestaanden te erkennen. Het hof stelt vast dat de benadeelde partij bij haar vordering aansluiting heeft gezocht bij het in het Besluit vergoeding affectieschade vermelde bedrag. Voorts stelt het hof vast dat de benadeelde partij als dochter van de overledene tot de kring van gerechtigden behoort die recht heeft op affectieschade. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding van € 17.500,- acht het hof dan ook toewijsbaar.
Naar het oordeel van het hof zijn zowel verdachte als medeverdachte [verdachte] hoofdelijk aansprakelijk, nu zij als medeplegers van de doodslag op slachtoffer [slachtoffer 1] zijn veroordeeld.
Het hof zal de vordering strekkende tot vergoeding van de affectieschade aldus hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2020 tot de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer 2] is toegebracht tot een bedrag van € 17.500,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling de duur van 122 dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering tenuitvoerlegging
Het Openbaar Ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 118 dagen, welke straf is opgelegd bij vonnis van de rechtbank Limburg van 22 januari 2020, onder parketnummer 03-721310-18. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 118 dagen dient te worden gelast.
In eerste aanleg is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren. Het hof zal de verdachte thans veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren. Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, indachtig de opgelegde straf zal de schorsing worden opgeheven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 47, 57, 63, 287 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet subsidiair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de
teruggaveaan [slachtoffer 1] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een televisie van het merk Philips;
gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een broek en 2 stuks schoeisel;
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-176368-20 onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 20.000,00 (twintigduizend euro) ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-176368-20 onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 20.000,00 (twintigduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 juni 2020 aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening,
bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 135 (honderdvijfendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op en bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-176368-20 onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2020 tot aan de dag der voldoening.
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-176368-20 onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2020 tot aan de dag der voldoening.
bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 122 (honderdtweeëntwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op en bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Limburg van 22 januari 2020, parketnummer 03-721310-18, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
118 (honderdachttien) dagen.